1759—1805. Duitschlands meest populaire dichter.
Een der scheppers en zangers van het humaniteits-ideaal. Een veelzijdig genie: dichter, wijsgeer, aestheticus en historieschrijver.
Zijn leven loopt in drie perioden. Eerst woelt in hem de onstuimig revolutionaire kracht, die zich uit in Die Räuber, 1776; Don Carlos, 1789.
In den smeltkroes der Kantiaansche ideeën wordt zijn geheele levens- en kunstbeschouwing vervormd. Het glanspunt der tweede periode is het gedicht Die Künstler.
Das Ideal und das Leben (1797) vormt den overgang tot de derde periode, waarin de vriendschap met Goethe een beslissende wending bij hem teweegbrengt. Het zedelijk ideaal maakt nu bij hem plaats voor het aesthetische.
Maar de disconant werd niet opgelost. De verscheurdheid bleef.
Op 45-jarigen leeftijd bezwijkt hij. De woorden: „Kalmer, kalmer”, die hij op zijn doodbed sprak, geven heel zijn leven terug.Schiller heeft zijn roem vooral te danken aan zijn drama’s. Hij verhief het tooneel als den tempel en de waarheidsstoel der wereld. Van kerk en Christendom zich afkeerend, bezong hij Die Götter Griechenlands. Hij verhief het menschelijke boven het christelijke, ’s Menschen hoogste roeping is mensch te zijn. Den Bijbel verklaart hij alleen waar, „als hij naïef is”. Zijn eenige steun was de rede.
Het leven van dezen grooten dramaticus is zelf een drama, waarin de uitspraak van Goethe vervuld wordt: „De ervaring is bijna steeds een parodie op de idee.” In stilte werd hij ten grave gebracht, doch in 1859 en 1905 door heel Duitschland gehuldigd.
Van zijn 9 drama’s, zijn o.a. De maagd van Orleans en Maria Stuart in ’t Nederlandsch vertaald, Wilhelm Teil is zijn laatste treurspel.
Van Schiller’s kleinere gedichten zijn vele wereldberoemd. Der Taucher, An die Freude, Das Lied von der Glocke. Aan zijn poëzie sluiten zich aan de aesthetische verhandelingen. Zijn twee hoofdwerken als historicus zijn: Geschichte des dreizigjdhrigen Kriegs en Geschichte des Abfalls der Vereinigten Niederlande, beide in ’t Nederlandsch vertaald. Zijn gezamenlijke werken verschenen in 1818, met biografie door zijn vriend Körner.