Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Joan Melchior Kemper

betekenis & definitie

Geboren te Amsterdam 26 April 1776, overleden te Leiden 20 Juli 1824, bezocht de Latijnsche school en het athenaeum in zijn vaderstad, en verwierf te Leiden den doctorstitel in de rechten. In 1789 werd hij professor te Harderwijk, waar hij sinds 1801 ook het staats- en volkenrecht onderwees.

Tijdens de Fransche overheersching trachtte hij door woord en daad de vaderlandsliefde staande te houden en richtte hij zich tegen Napoleons plannen door de anonieme uitgave zijner Brieven over de tegenwoordig in omloop zijnde geruchten omtrent een nadere Vereeniging van de Bataafsche republiek met Frankrijk (Amsterdam 1806). Van 1806—1809 onderwees hij aan het Amsterdamsche atheneum het burgerlijk recht.

Op 6 Mei 1809 hield hij te Leiden zijn intrede als hoogleeraar in het natuur-, staats- en volkenrecht. Naast Van Hogendorp, Van der Duyn en Van Limburg Stirum was Kemper met zijn vriend A.

R. Falck een der krachtigste bevorderaars van het herstel onzer onafhankelijkheid in 1813.

Verdedigde hij tegenover den meer behoudenden Van Hogendorp de vestiging van een nieuwen staat van zaken, veel meer verschilden zijn staatkundige gevoelens van die van Bilderdijk. Toen in 1805 pogingen werden aangewend om dezen aan het Franeker athenaeum voor een professoraat in het staatsrecht te benoemen, achtte Kemper hem te gevaarlijk in dat vak.

In 1815 echter toen er sprake van was Bilderdijk den pas gestichten leerstoel voor vaderlandsche letteren en geschiedenis aan het Amsterdamsche athenaëum te bezorgen, was ook Kemper op zijn hand, want ofschoon hij zijn staatkundige gevoelens verfoeide, schatte hij hem hoog als geleerde.

< >