Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Jeremias Bastingius

betekenis & definitie

(Bastynck, Bastinck) wiens vader Willem te Yperen in Vlaanderen thuis hoorde, maar in het midden van de 10de eeuw zijn land om des geloofs wille verlaten had, is in 1554 te Calais geboren (volgens anderen in 1551 te Yperen). Hij trok met zijn ouders naar Emden, waar zijn vader diaken werd.

Hier ontving hij voorbereidend onderwijs, toog naar Bremen, was 18 Mei 1573 te Heidelberg, 29 April 1574 te Genève, 1575 te Straatsburg en promoveerde (na het onderwijs van Beza, Ursinus en Olevianus genoten te hebben) 18 November 1575 te Heidelberg tot doctor in de theologie. Een goed gerucht ging van hem uit, zoodat hij weldra predikant werd bij de kerk te Antwerpen (1578), destijds de aanzienlijkste van de Nederlandsche Gereformeerde kerken.

In 1579 reeds begeerde men hem te Leiden als professor, maar eerst in 1585 verliet hij de Schelde-stad, toen zij aan de Spanjaarden werd overgegeven. Naar de Noordelijke provinciën uitgeweken en aldaar door de grootste kerken begeerd, nam hij toen de beroeping aan van de kerk te Dordrecht (1585).

Hier was hij werkzaam tot 1593. In 1586 woonde hij de Nationale Synode te ’s-Gravenhage bij; in 1587 werd hij met drie anderen tot het werk der Bijbelvertaling gecommitteerd.

Als praeses en assessor van de Synode en als kerkvisitator nam hij aan het kerkelijk leven ruimschoots deel. Voor beroepen naar Amsterdam en Emden bedankte hij.

Ook voor hoogleeraar aan de Leidsche hoogeschool kwam hij meermalen in aanmerking. Te Dordrecht schreef hij zijn Verklaring op den Catechismus der Christelijke Religie, een zeer geprezen werk, in 1588 verschenen.

In 1593 werd hij regent van het Staten-College te Leiden.

In 1595 (24 Mei) werd hij tot hoogleeraar in de theologie benoemd, maar „hij heeft noeyt gelesen als geen vyer hebbende” en overleed den 20sten October 1595, achterlatende zijn weduwe met vijf kinderen.

Bastingius had vele vrienden (o.a. Oldenbarneveld, Wtenbogaert, Gerard Vossius), was zachtzinnig van aard en een erkend geleerde.

< >