Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Jan van Leiden

betekenis & definitie

(Jan Beukelsz), de zoon van den schout Beukels en een later vrijgekochte lijfeigene Alit uit Munsterland. Hij werd te Leiden bij bloedverwanten opgevoed en werd later kleermaker.

Als zoodanig werkte hij een jaar in Engeland en Vlaanderen. Daarna huwde hij in Leiden met de weduwe van een schipper.

Vervolgens werd hij koopman. Hij kwam als zoodanig in Lissabon en Lübeck.

Later hield hij een herberg, waar het bijzonder gezellig was. „Zijn huis was zeer gezocht, omdat hij meer dan gewone gaven van welsprekendheid bezat. Onder de leden van de kamer der Rederijkers nam hij een eerste plaats in.

Zijn liederen vonden veel bijval en bij het opvoeren van tooneelstukken, die hij zelf vervaardigde, oogstte hij veler toejuiching in.” In 1533 leerde hij Jan Matthyssen kennen. Melchior Hoffmann had hem voor het Anabaptisme gewonnen.

Door Matthyssen werd hij gedoopt. In 1534 ging hij naar Munster.

Daarheen trok ook Matthyssen.

Zij vereenigden zich met den predikant Berend Rothman en met den burgemeester der stad Knipperdolling.

Deze vormden met hun talrijke aanhangers een sterke partij tegen den Bisschop, die verdreven werd. Nu zegevierden de Anabaptisten over de geheele linie.

Munster zou het nieuwe Sion worden, waar de wederdoopers hun idealen zouden verwezenlijkt zien. Er onstond een theocratische democratie (zie art.

Anabaptisten).De bisschop Franz von Waldeck trok met een leger tegen de stad op en omsingelde haar. Bij een der ondernomen uitvallen sneuvelde Jan Matthyssen. Nu werd Jan van Leiden het feitelijke hoofd der stad. Hij leidde alles naar zijn welgevallen. Hij heerschte als koning van Sion met een schitterende hofhouding. Polygamie werd door hem gedreven.

Abraham en de patriarchen hadden, zoo zeide hij, meer dan één vrouw gehad. Ook in het Nieuwe Testament is de monogamie niet geboden. Alleen de opziener moest ééner vrouwe man zijn (1 Tim. 3 : 2). Jan van Leiden had er zestien. Hij was een bloedige terrorist, „de Jacobijn van de anabaptistische revolutie”. In 1535 werd de stad Munster door verraad in de handen van den vijand gespeeld.

Een ontzettend gevecht begon en vele duizenden vielen van beide zijden. Jan werd gevangen genomen. Hij werd veroordeeld om met gloeiende tangen tot den dood gemarteld te worden. Dat geschiedde ondanks de voorspraak van Filips van Hessen, die zeide: „hij heeft wel de overheid beleedigd, maar God niet.” Zijn lijk werd met de lijken van twee getrouwe aanhangers, Knipperdolling en Krechting, in een ijzeren kooi gezet en in den Lambertustoren geheschen. De meeste gevangenen, ook Divara, de uitverkorene onder de 16 vrouwen, waren al ter dood gebracht. Dat was de eindcatastrofe van het Anabaptisme in Munster. De nieuwe schepping temidden van de oude, verdorven wereld was een fiasco geworden.

< >