werd volgens Groen van Prinsterer te Kempen in het Bisdom Keulen, volgens anderen in de stad Kampen (in Overijsel) of in de stad Brugge geboren. Van zijn jeugdjaren is weinig of niets met zekerheid bekend.
Wel weten wij, dat hij den 18den December 1576 met Bollius en Bastingius te Heidelberg tot doctor in de theologie bevorderd werd, bij welke gelegenheid de hoogleeraar Hiëronymus Zanchius een rede hield „de dignitate studii theologici”.
Zelf trad hij hier als opziener of bestuurder van het collegium Sapientiae op, maar reeds in 1577 werd hij door den nieuwen Keurvorst, Lodewijk VI, die streng-Luthersch gezind was, uit zijn ambt ontzet.
Hierop begaf hij zich naar Gent, dat in 1577 zijn oude privilegiën, onder Karel V verloren, had herwonnen. In Gent waren Imbyze en Ryhove juist aan het roer gekomen en werd in 1578 het Roomsche seminarium in een Calvinistisch Athenaeum of opleidingsschool voor predikanten omgezet.
Den 6den October 1578 werden de theologische colleges met een inaugureele rede van Kimedoncius geopend. Hij prees in deze oratie de Heilige Godgeleerdheid zeer, daar zij boven alle andere wetenschappen uitblonk, geopenbaard als zij was door God Zelven. Ook viel hij bij deze gelegenheid de papisten scherp aan en schold de Roomsche theologen voor sophisten.
Kimedoncius begon zijn colleges met de exegese van den zendbrief van Paulus aan de Efeziërs. Hij sprak vrij langzaam, zoodat de studenten hem gemakkelijk konden volgen en zijn woorden in schrift konden vastleggen. Eiken dag gaf hij nu om 8 uur college. Dit „hooger onderwijs” werd in het Karmelieterklooster gegeven, dat daartoe expresselijk was afgestaan. Dr H. H. Kuyper vermoedt, dat het plan tot deze geheele zaak wel van Kimedoncius zal zijn uitgegaan, die immers vroeger te Heidelberg Regens hospitii was geweest.
Behalve dit college over exegese opende Kimedoncius 13 October 1578 een cursus over de Dialectica, waarbij hij als handboek gebruikte Valerius en hield hij op verzoek van enkele dames voorlezingen over Genesis in de St. Bavokerk. Ook anderen dan Calvinisten woonden deze lezingen bij.
In 1580 verliet Kimedoncius het Karmelieterklooster en trok nu naar een novum paedagogium in het Dominicanerklooster. Hier gaf hij om den anderen dag college (van 1578—1580 had hij de brieven van Paulus aan de Efeziërs, de Galaten en de Colossensen, en die van Petrus behandeld). Hij begon nu met Timotheüs. Zelfs doorleefde deze school nog een bloeitijd. Ook onder Kimedoncius werden disputaties gehouden. De Londensche Kerk zond hierheen haar alumni.
Ook studeerden er de jonge palzgraaf Jan Casimir, Hermannus Faukelius, Wilhelmus Baudartius, Jean Lamot, en anderen. Toch duurde deze bloei slechts kort. Den 12den September 1584 moest Qent zich aan Parma overgeven. En den 20sten September verliet ook Kimedoncius de stad, waar hij èn als professor èn als minister van de Ste Janskercke (als zoodanig kreeg hij „vier hondert gulden tsiaers”) gediend had. De Illustre School van Gent had opgehouden te bestaan. (Nog deden we mede, dat het Kimedoncius was, die Imbyze naar het schavot geleidde).
Kimedoncius vertrok uit Gent door Vlaanderen over Sluis naar Middelburg, waar hij in 1585 als predikant werd beroepen. In de acta van Middelburg is weinig over hem te vinden. Als praeses heeft hij wel in den kerkeraad gefungeerd, maar scriba is hij niet geweest. Den 31stenMei 1586 werdhij door de particuliere Synode van Zeeland naar de Nationale Synode van ’s-Gravenhage gedeputeerd. Op deze Nationale Synode, die den 21sten Juni 1586 geopend werd en zeven weken vergaderde, werd Kimedoncius tot praeses gekozen, wel een bewijs, dat hij hooge achting genoot.
Wanneer Kimedoncius precies Middelburg verliet, is niet bekend. Wel blijkt uit de kerkeraadsnotulen, dat zijn naam na 17 October 1587 niet meer voorkomt.
De particuliere Synode van Delft (1587) wees ook Kimedoncius voor de vertaling van den Bijbel aan, waaruit opnieuw ’s mans beteekenis blijkt.
Na 1587 verliet Kimedoncius Middelburg en toog hij naar Heidelberg, waar hij opnieuw als Regens collegii Sapientiae optrad. In 1590 werd hij hoogleeraar aan de beroemde Universiteit van Heidelberg. Hier stierf hij in 1596 aan de pest. Den 5den Mei 1596 leefde hij nog, terwijl hij in een schrijven van 28 Februari 1597 beatae memoriae (zaliger gedachtenis) heet (H. de Vries, Genève pèpinière, 1918, pag. 144 en 276).
Vele werken liet hij na. Zijn boek de \erbo Dei scripto et non scripto droeg hij in Augustus 1595 aan de Magistraten van Middelburg en Vlissingen op.
Kimedoncius was een vurig Calvinist.