duidt aan, dat God met zijn wezen in de wereld aanwezig is. Deze immanentie wordt met groote eenzijdigheid voorgestaan door het pantheïsme, dat de transcendentie Gods loochent en de godheid op zulk een wijze in de wereld laat in-zijn, dat godheid en wereld met elkaar worden vereenzelvigd.
De natuur wordt God en God is natuur. De Christelijke religie handhaaft in haar leer van de voorzienigheid Gods, dat God zoowel transcendent boven de wereld als immanent in de wereld is..