is de naam voor een gedeelte uit de „Profeten”, dat in de godsdienstoefening in de Joodsche synagoge voorgelezen werd. De naam beteekent eigenlijk „afscheid” en werd gekozen omdat de voorlezing uit de „Profeten” het slot van de synagogale godsdienstoefening vormde, en de gemeente daarmede dus haar afscheid ontving.
Men begon namelijk met het reciteeren van het z.g. Sjema' (een soort van korte belijdenis, saamgesteld uit de Schriftgedeelten Deut. 6 : 4—9; 11 : 13—21; Num. 15 : 37—41, benevens eenige zegenspreuken; de naam is ontleend aan het Hebreeuwsche woord Sjema' = „hoor”, het beginwoord van Deut. 6 : 4), daarna volgde gebed en voorlezing uit de „Wet”, terwijl met voorlezing uit de „Profeten” en den hoogepriesterlijken zegen besloten werd.
Onder de „Profeten” zijn hier te verstaan niet de profetische boeken in engeren zin, zooals wij ze in navolging van de oudste Grieksche vertaling des Ouden Testaments (de z.g. Septuaginta) plegen te benoemen, maar, naar de indeeling van den Hebreeuwschen Bijbel, zoowel de vroegere profeten (te weten de boeken Jozua, Richteren, 1 en 2 Samuël en 1 en 2 Koningen) als de latere profeten (Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de 12 kleine profeten).
Deze waren ten dienste van de voorlezing in een aantal stukken verdeeld, die Haftaren werden genoemd. In den tijd van onzes Heilands omwandeling op aarde bestond er geen vaste regel omtrent de volgorde waarin deze moesten worden gelezen; anders dan bij de voorlezing der „Wet”, welke achter elkander doorgelezen werd, en wel zóó dat men daarmede in een periode van drie jaar gereed kwam.
Uit de „Profeten” kon de voorlezer, die noch een ambtelijk persoon noch een vast aangestelde behoefde te wezen, maar waarvoor ieder lid der gemeente zich kon aanbieden, zelf een keuze doen. Zoo zien we hoe de Heere Jezus in de synagoge te Nazareth opstaat om te lezen en dan uit de gegeven rol van den profeet Jesaja opslaat de plaats hfdst. 61 : 1 v. (Luc. 4 : 16—19).
Dat de Heiland daaraan nog een nadere verklaring toevoegde was evenmin ongewoon. In de synagogale godsdienstoefening placht ook als regel een korte uitlegging en practische toepassing van het gelezene plaats te vinden, die echter gewoonlijk op het gelezen Wet-gedeelte betrekking had, maar in een enkel geval zich ook bij de profetische Haftara kan hebben aangesloten.