Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Hagar

betekenis & definitie

= vlucht, een der dienstmaagden, door Abraham uit Egypte meêgebracht (Gen. 12 : 16); op Sara’s verlangen zijn bijwijf, wordt zij overmoedig tegen Sara en vlucht, om de kastijding te ontgaan, naar haar vaderland. De goede Herder zoekt haar in de woestijn op: „Hagar, gij dienstmaagd van Sara, vanwaar komt gij en waar zult gij heengaan ?” (Gen. 16 : 8).

Deze woorden brengen haar tot inkeer en tot ootmoed. Daarop geeft haar de Heere de belofte van den naam, het karakter, de nakomelingschap van haar zoon Ismaël.

Wegens dit opzoeken zette zij den Heere een gedenkteeken, dat ook Abraham en Izaak eerden (24 : 62), keerde tot haar vrouw terug en baarde Ismaël (Gen. 16).Omtrent vijftien jaren later (16 : 16; 21:5, 8) moest zij met haar zoon vluchten, verdwaalde en zag met bittere smart op haar versmachtend kind, toen des Heeren engel haar vertroostte en de Heere haar een waterbron aanwees, zoodat zij haar stervenden zoon kon verkwikken.

De Arabische beteekenis van den naam Hagar geeft aan Paulus aanleiding (Gal. 4 : 24 v.) de maagd met haar zoon als een voorbeeld van het verbond der wet, op den Sinaï gesloten voor te stellen en op die wijze de Joodsche leeraars, die veel ophadden met allegorische kunstenarijen, met hun eigen wapenen te verslaan, doordien hij hun aanwees, dat volgens den diepen samenhang der goddelijke heilsfeiten ook in de geschiedenis des Ouden Verbonds reeds een verborgene profetie voor de heilsgedachten des Nieuwen Verbonds gelegen was. Gelijk Hagar door bloot natuurlijke teling aan Abraham een zoon baarde, die echter niet zijn erfgenaam maar zijn knecht was, terwijl de erfgenaam alleen uit genade hem werd geschonken, zoo heeft de berg Sinaï Gode ook als ’t ware een zoon gebaard, een volk, dat slechts uiterlijk naar den vleesche zijn volk, niet Gods erfgenaam is. Niet de wet maar het Evangelie baart vrije erfge! namen en kinderen. Gelijk Hagar op goddelijk bevel moest worden uitgestooten, zoo worden ook de Joden, die onder het juk der wet willen blijven, geene deelgenooten van de zegeningen van het Messiaansche rijk.

< >