Hieronder verstaat men het door Paus Gregorius den Grooten (t 604) ingevoerde liturgische gezang. Het was hierbij niet zoozeer zijn doel iets nieuws te scheppen als wel om de bestaande gezangen, die in de Christelijke kerk in gebruik waren, te verzamelen en te ordenen, hetgeen met de regeling van de liturgie hand aan hand ging.
Het Gregoriaansch is een eenstemmige zang, die in de Roomsch-Catholieke kerk nog altijd gebruikt wordt bij de liturgische plechtigheden. Voor de gezangen, die bij de mis gebruikt worden, en die verzameld zijn in het z.g.
Graduale, is hij zelfs voorgeschreven. Bij andere plechtigheden bedient men zich ook van het polyphone (meerstemmige) gezang, dat in den loop der eeuwen meer en meer in zwang is gekomen.Men onderscheidt bij het Gregoriaansche gezang acht kerktonen: vier authentieke, welker toonladders met den grondtoon beginnen en opwaarts gaan tot de octaaf, en vier plagale, waarvan de toonladders zich bewegen van onderkwart tot bovenkwint; deze hebben den grondtoon in het midden. De authentieke toonladders waren reeds in de IVe eeuw door een bisschop Ambrosius te Milaan voor het kerkgezang vastgesteld ; de vier plagale toonladders van diezelfde tonen zijn door paus Gregorius er aan toegevoegd.
De noten, waarvan verschillende soorten in gebruik zijn, worden geschreven op een notenbalk van vier lijnen. Men heeft twee sleutels: den do-sleutel en den /a-sleutel. Bij den eersten heet de noot, die staat op de lijn van den notenbalk, waarop de sleutel geplaatst is, do; bij den tweeden sleutel heet zulk een noot fa. Het komt dikwijls voor, dat verscheidene noten van verschillende lengte en hoogte bij één lettergreep behooren.
Bij het Gregoriaansch gezang heeft men het vrije rythme, d. w. z. het regelmatig herhalen van bepaald afgemeten tijden ontbreekt. Er is dus geen maatverdeeling.
Onze psalmmelodieën zijn in zóóverre Gregoriaansch als zes van de bovengenoemde toonladders daarin vertegenwoordigd zijn, n.l. de dorische en de hypo-dorische, de phrygische en de hypo-phrygische, de mixolydische en de hypomixolydische. De lydische en de hypo-lydische kerktonen, die tot het Gregoriaansch gezang behooren, komen bij onze psalmwijzen niet voor; daarentegen worden daar wel de gewone majeuren mineurtoonaarden aangetroffen, die men in het Gregoriaansch gezang niet kent.