Deze verving de Juliaansche tijdrekening, volgens welke het burgerlijk jaar gesteld werd op 365 dagen met om de vier jaren een schrikkeljaar van 366 dagen. Deze regeling zou juist geweest zijn als het tropische jaar, d. i. de tijd, dien de aarde noodig heeft voor haar wenteling om de zon, precies 365'/4 dagen bevatte.
Daar die tijd echter 365,2422 dagen telt kwam men met de tijdrekening achter bij den waren tijd zóó, dat in ’t eind van de 16e eeuw het begin van de lente reeds viel op den llen Maart in plaats van op den 21 en Maart; er was dus een achterstand van 10 dagen.Paus Gregorius XIII (1502—1585) voerde nu volgens opdracht van het Concilie van Trente in ’t jaar 1582 een nieuwe tijdrekening in, die gegrond was op de berekeningen van den geleerden Calabriër Luigi Lilio. Om den achterstand van 10 dagen in te halen bepaalde de Paus door de bul Inter gravissimas van 24 Februari 1582, dat op Donderdag 4 October zou volgen Vrijdag 15 October, terwijl vastgesteld werd, dat alleen die eeuwjaren, waarvan het getal door 400 deelbaar is, schrikkeljaren zouden zijn. Alzoo zijn 1600 en 2000 schrikkeljaren; 1700, 1800 en 1900 niet. Deze tijdrekening is zóó nauwkeurig, dat men eerst in ’t jaar 4900 ongeveer weer één dag ten achter zal wezen.
De „Nieuwe Stijl”, als hoedanig de Gregoriaansche tijdrekening veelal wordt aangeduid, vond veel tegenkanting in de Protestantsche landen. Daarentegen werd hij dadelijk ingevoerd in verschillende Roomsch-Catholieke landen als Italië, Spanje en Portugal. Frankrijk en de Roomsche provinciën van de Nederlanden volgden op ’t eind van 1582, de Roomsch-Catholieke deelen van Duitschland en Zwitserland in 1583, terwijl het Protestantsche Duitschland, alsmede de Protestantsche provinciën van ons land, zooals Gelderland, Friesland, Overijssel, eerst in 1700 de nieuwe tijdrekening aanvaardden. De Evangelische staten van Zwitserland volgden in 1701, Engeland in 1752, Zweden in 1753. De landen, die tot de Grieksch-Catholieke kerk behooren, bleven zich tegen de invoering verzetten, en zijn alzoo 13 dagen bij ons ten achter gekomen. De wereldoorlog heeft echter aan dezen toestand een einde gemaakt: immers is de Gregoriaansche kalender ingevoerd in Bulgarije in 1915, in Servië in 1917, in welk jaar ook Turkije daartoe is overgegaan; Rusland volgde in 1918, Roemenië in 1919, terwijl eindelijk ook Griekenland in 1923 deze tijdrekening heeft aangenomen.