(of Geert Groote). Hoewel Groot in den eigenlijken zin des woords niet de stichter van de broederschap des gemeenen levens genoemd mag worden, is hij toch de man geweest, door wiens arbeid de stoot gegeven is tot het oprichten van deze broederschap.
Gérard Groot werd in 1330 te Deventer geboren. Hij stamde uit een aanzienlijke familie.
Zijn eerste onderricht ontving hij in de kapittelschool van zijn geboortestad. Daarna ging hij naar Aken en Keulen.
Op 15-jarigen leeftijd werd hij student te Parijs. Hij legde zich aan de academie in die stad niet alleen toe op de studie der scholastieke theologie maar eveneens op de studie der medicijnen, oeconomie en magie.
Daar hij rijke inkomsten genoot uit Utrecht en Aken, leefde hij voornaam en onbekrompen. Bij gelegenheid van openbare spelen te Keulen, die Groot bijwoonde, trof hem diep in de ziel de vraag van een onbekenden man : „Wat zoekt gij hier ? Gij moet een ander mensch worden.” Later werd hij door de woorden van een ouden vriend, Hendrik Kalkar, prior van een klooster bij Arnhem, nog meer geschokt.
Hij deed afstand van zijn wereldsch leven en wijdde zich van nu aan geheel aan de studie. Dikwerf bezocht hij den mysticus Johannes Ruysbroeck in het klooster Groenendaal bij Brussel en, hoewel hij van dezen indrukwekkenden man in meer dan een opzicht in zienswijze verschilde, had deze mysticus toch grooten invloed op de vorming van Groots geestelijk leven.
Drie jaren bracht hij in een klooster bij Arnhem door, biddende en onderzoekende, maar hij bleef daar niet.
Het verblijf in een klooster was niet de vervulling van zijn levensideaal.
Vijf jaarna den omkeer in zijn leven trad hij de meest gezegende periode in van zijn leven. Hij begon zonder de priesterlijke wijding ontvangen te hebben als diaken te prediken en omreisde stad en land, overal zijn welsprekend woord richtende tot geestelijken en leeken.
Dat was zijn leven.Daar ging hij geheel in op. Hij hield zijn predicatiën in de volkstaal en zelden in het Latijn. Die met hem van eenzelfde gevoelen waren verzamelde hij rondom zich. In 1383 werd hem het prediken verboden. De bedelmonniken ergerden zich aan zijn arbeid en werkten hem tegen. Gerard beriep zich op paus Urbanus VI, maar, terwijl het onderzoek nog hangend was, stierf hij in 1384 aan de pest. (Zie artikel: Broeders des gemeenen levens).