1 Februari 1738 te Utrecht geboren, overleed 9 of 10 October 1780 te Leiden. Hij studeerde aan de Universiteit van zijn geboortestad (in 1761 werd hij hier onder den Rector Elsnerus ingeschreven) vooral onder de hoogleeraren Bonnet en Hahn.
Met roem overladen verliet hij de academie en in 1762 werd hij proponent. Hij werd predikant te Ede (1763), Oud-Beijerland (1764), Middelburg (1765), Rotterdam (1770), waar hij in 1772 tot professor in de wijsbegeerte en de zedekunde benoemd werd en te Amsterdam (1778).
Den 16den October 1779 werd hij tot hoogleeraar te Leiden benoemd in de theologie en in de kerkgeschiedenis. Op 30 April 1780 inaugureerde hij: Over de nadeelen en de geneesmiddelen van het fijnere Heidendom onder de Christenen in onzen tijd insluipende.
Spoedig daarop overleed hij.Hij was medewerker aan de Bijbelverklaring van Klinkenberg. Van hem heette het, „dat hij niet maar een tekst koos maar dien ook beblokte en met hulp zijner taalgeleerdheid en andere kundigheden er alles uithaalde, hetwelk hij vermoeden kon door Gods Geest daarin gelegd te zijn”.
Door zijn werken had hij groote verwachtingen verwekt. Helaas stierf hij plotseling ten gevolge van een ongelukkig voorval ten zijnen huize.