zag in 1559 te Norham in Northumberland het levenslicht. Hij studeerde te Oxford, waar hij in 1579 zijn M.
A. (master of arts) haalde. Hier verwierf hij den naam, dat hij een goed dichter en spreker was en bijzonder thuis in de Patres.
In 1618 werd hij zelfs bisschop van Llandaff. Koning Jacobus van Engeland deputeerde hem naar de beroemde Synode van Dordrecht.
Hij was in de belijdenis beslist Gereformeerd; zijn biograaf noemt hem een streng Calvinist. Hij was een Lord en bloedverwant van Sir Dudley Carleton, den Engelschen gezant te ’s-Gravenhage.
Op een schip onzer Admiraliteit maakte hij in 1618 met de andere afgevaardigden van koning Jacobus de reis naar Holland. Op de Dordtsche Synode nam hij een bevoorrechte positie in, al waren onze Vaderen wars van alle bisschoppelijk systeem.
Hij genoot het hoogste presentie-geld, voor zich alleen 18 gulden ’s daags, een in die dagen aanzienlijke som. De toespraken werden soms niet alleen tot Bogerman, den kerkdijken praeses, maar ook tot hem gericht.
Dikwijls zag men Bogerman met hem confereeren.
Feitelijk was hij de voorzitter van de buitenlandsche afgevaardigden.
Soms speelde hem zelfs de zucht om de leiding in handen te hebben parten. Zoo heeft hij eens Gomarus openlijk ter Synode bestraft, maar deze liet zich door den statigen man met zijn hoogkerkelijken titel niet overbluffen. „Eerwaarde heer bisschop”, zoo klonk het uit den professoraten hoek, „hier op de Synode moet gehandeld worden niet met gezag, maar met verstand”.
Eens maakte de bisschop beslist misbruik van zijn bevoorrechte positie, toen hij een van te voren beraamden publieken aanval deed op den presbyteralen vorm onzer kerkregeering en een uitbundige lofrede op het bisschoppelijk stelsel hield. De Synode gaf misschien het beste antwoord, dat ze geven kon, ze bewaarde een veelbeteekenend stilzwijgen, dat echter door de Engelschen verkeerd werd uitgelegd.Op de benoeming van Bogerman tot kerkelijken praeses zonder medewerking der buitenlandsche afgevaardigden, maakte Carleton geen aanmerking. Anders werd het, toen Bogerman de redactie van de Leerregels op zich nam. Dat kon onze bisschop niet zetten. Bogerman deed nu het voorstel de opstelling der Canones aan een commissie op te dragen. Toen ook de Lordbisschop in deze commissie zitting verkreeg, luwde de storm.
Ongetwijfeld heeft Carleton in bond met zijn mede-gedeputeerden een belangrijke rol in het synode-bedrijf gespeeld. Zij waren afgevaardigden van een vorst en wel van den bemoeizieken theologant koning Jacobus. En als zoodanig moesten ze worden ontzien. De heeren zaten vol met aanmerkingen. Toen hun gevoelens in besloten kring werden voorgelezen, omdat zij niet alleen zeer flauw in hun oordeel waren over de leer der Remonstanten, maar ook de Contra-Remonstranten over hun harde uitdrukkingen (vooral ten opzichte van het leerstuk der verwerping) wilden kapittelen, ontstond tusschen hen en Bogerman zelfs een hevige woordenwisseling, die ten slotte door de Politieke Commissarissen (namens de H. H.
Staten-Generaal ter Synode aanwezig) ten gunste van Bogerman werd beslist. De Dordtsche leerregels zijn mede door Carleton’s invloed in beslist infralapsarischen geest opgesteld.
De Staten hebben na afloop der Synode den koning van Engeland hun dank betuigd, dat hij zulk een man, een voorbeeld van geleerdheid en vroomheid, als Carleton was, ter Synode had gedelegeerd.
Waarschijnlijk heeft Jacobus hem, uit erkentenis voor zijn aanwezigheid ter Dordtsche Synode, nog tot bisschop van Chichester gemaakt.
Carleton overleed in Mei 1628.