Onder de Mennonieten was een scheiding gekomen tusschen de grove en fijne Mennonieten. Dat geschiedde nog tijdens het leven van Menno.
Deze vond haar oorzaak in de toepassing van de kerkelijke tucht. De groven konden ' zich in de strenge toepassing van Menno niet vinden.
Onder de groven ontstond nu na den Arminiaanschen strijd weder een scheiding tusschen hen, die Arminiaansch-gezind waren en hen die nog aan de leer der praedestinatie vasthielden. De eersten hadden tot voorganger den geneesheer Galenas de Haan.
Ze werden naar dezen Galenisten genoemd, en later, omdat hun kerk voorzien was van het symbool van het Lam, Lammenisten; de andere heetten Apostoolen naar hun voorganger Samuel Apostool. Deze heetten naar het symbool, dat zij voerden (een zon) de Zonnieten.
De Arminiaanschgezinden behaalden de overhand.Galenus werd geboren 8 November 1622 te Zierikzee. Zijn vader was daar leeraar bij de Doopsgezinden. Hij studeerde te Leiden in de medicijnen en vestigde zich 16 September 1646 te Amsterdam. Zijn schoonvader Abraham Dirksz Bierens was predikant te Amsterdam. Van dezen ontving hij eenige theologische opleiding en in 1648 werd hij leeraar bij de Vlaamsche gemeente, vergaderende bij „het Lam”. Hij werd al spoedig van Sociniaansche gevoelens verdacht. Die gevoelens waren oorzaak van den zoogenaamden Lammerenkrijg, die uitliep op een scheuring in de Amsterdamsche gemeente.
Galenus was inderdaad Sociniaansche gevoelens toegedaan. In 1664 en volgende jaren liet hij zich meer dan eens op de vergaderingen der Sociniaansche Collegianten hooren en zijnnaam wordt telkens op de vergaderingen der Gereformeerde kerken genoemd, als er van Socinianisme sprake is. Op de Synode van Woerden 1664 wordt geklaagd over de „horrible en godslasterlikke, so oude als nieuwe staaltjens der Sociniaansche leeringen door Dr. Galenus en anderen”. Hij werd door de overheid ongemoeid gelaten, maar 16 Maart 1691 liet de vroedschap van Edam aan de Doopsgezinden aldaar, nadat Dr. Galenus een beurt vervuld had, zeggen, dat dit niet meer mocht, want anders zouden er maatregelen getroffen worden, die voor Dr. Galenus niet aangenaam zouden zijn.
In 1680 werd aan Dr. Galenus de opleiding van jongelieden tot het predikambt opgedragen. Dat was voor de Doopsgezinde studenten. Galenus voldeed zoozeer, dat hem in 1692 een jaarwedde en vrije woning als hoogleeraar werden toegekend.
In 1704 werd hij nog in een nieuwen strijd gewikkeld met de Zonnisten naar aanleiding van een schrijven van Prof. Spanheim. In 1706 overleed hij.
Galenus was in zijn kring een buitengewoon man, ja, zelfs een leidsman. Opmerkelijk is dat deze man zijn eigen en anderer geld zoek maakte door de dwaze beoefening der alchemie. Hij heeft verschillende boeken het licht doen zien o.a. Aanleiding tot de kennisse van den Christelijken godsdienst (1677, Amsterdam, 2de druk, 1758, Amsterdam, 6e druk).