Zoon van George Schenck van Toutenburg (die in 1496 met bisschop Frederik van Baden te Utrecht kwam en in 1521 door Philips van Bourgondië benoemd werd tot stadhouder van Friesland), werd in 1503 geboren, studeerde in de beide rechten en werd in 1526 geheimraad van Karel V. Na zijn priesterwijding in 1528 klom hij tot hooge geestelijke waardigheid en werd tenslotte in 1561 aartsbisschop van Utrecht.
Vooral ijverde hij gedurende zijn ambtsbediening voor verbetering van het zedelijk leven der geestelijkheid, doch miste de noodige energie om zijn goeden wil ook door te zetten, zoodat zijn streven weinig vruchten droeg. Tegen het einde zijns levens werden zijn goederen hem door de Staten afgenomen, hetgeen echter kalm door hem opgenomen werd.
Zelfs wees hij het aanbod, dat hem voortaan de rente van zijn bezittingen zou worden betaald, op waardige wijze van de hand. Hij stierf in 1580.
Van zijn hand zijn enkele geschriften verschenen.