Een eiland gelegen tegenover de Zuid-Oostelijke kust van China, tegenover de Chineesche provincie Foxien, waarvan het is verwijderd 90 Engelsche mijlen. Het eiland is 225 Engelsche mijlen lang en 80 breed, op het breedste, middenste gedeelte; oppervlakte 13.500 vierkante Engelsche mijlen.
Zwaar beboschte heuvels bedekken de Oostzijde; verreweg de meeste bewoners zijn te vinden in de steden en dorpen op de breede vlakke Westkust. De talen die er gesproken worden zijn die van de oorspronkelijke bewoners, het Chineesch, ingevoerd door immigranten en het Japansch, vooral sinds het eiland in 1895 aan Japan is afgestaan.
Tegenwoordig is de verbouw van thee er tot zeer groote ontwikkeling gekomen; andere producten die uitgevoerd worden, zijn kamfer, rijst, mais, suiker, tabak, peper enz.; ook groeien er zeer vele vruchten als sinaasappelen, cocosnoten e. a. Over allerlei godsdienstige gebruiken der inlanders deelt Rev.
W. Campbell, die namens de Engelsche Presbyteriaansche kerk in ’t begin dezer eeuw er arbeidde, in Hastings’ Ene. of Rel. and Ethics allerlei bijzonderheden mee.’t Eiland speelde in onze geschiedenis een rol inzooverre het van 1624—1662 onder Nederlandsch bewind is geweest (vgl. Campbell: Formosa ander the Dutch, en P. de Zeeuw: De Hollanders op Formosa, een bladzijde uit onze Koloniale en Zendingsgeschiedenis, Amsterdam, 1924). Daar de Chineezen niet met Hollanders handel wilden drijven, zoolang zij zich op Chineesch grondgebied bevonden, vestigde de Oost-Indische Compagnie zich op Formosa. Hier bouwden de Hollanders het fort Zelandia, waarnaast allengs een stadje van denzelfden naam verrees. Wij kwamen er echter niet alleen om handel, óók om zending te drijven. Een lijstje van 32 namen van predikanten valt te vermelden (De Zeeuw, a. w. bl. 60) van wie er zes hun werk in den marteldood hebben beëindigd.
In 1662 werd het eiland, daar geen hulp uit het vaderland kwam opdagen, aan den rooverhoofdman Coxinga overgegeven. In 1715 bleek er nog iets van den Hollandschen invloed overgebleven in kennis der taal en in kennis van God. Nu is er onder de inlandsche stammen geen spoor van Christendom meer.