Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

China

betekenis & definitie

is het grootste gebied in Oost-Azië, dat, met ruim 11 millioen K.M.2, ongeveer 1/12 van de oppervlakte van het land der aarde beslaat. Daarvan ligt 2/3 als een wilde en weinig bevolkte breede omheining (nl.

Mandschoerei, Mongolei, Sin-tsiang en Tibet met een gezamenlijke bevolking van pl.m. 10 millioen) in het Noorden en Westen van het eigenlijke China met zijn 18 provinciën. In dit gedeelte, dat ongeveer 736 van het land der aarde beslaat, wonen ruim 400 millioen menschen, d. i. bijna 'U van de geheele menschheid. — In navolging van de Maleiers gaven de Portugeezen het den naam van China.

De inwoners zelf noemen het Choengkwa (rijk van het midden) of Choeng-hwa (bloem van het midden). Volgens hun overlevering vielen de stamvaders van het zwartharige volk uit het Noord-Westen in het gebied van de rivieren Hoeang-ho en brachten er onder elkaar opvolgende heerschers hun beschaving.

In 2205 v. Chr. kwam er de eerste erfelijke dynastie Hioe aan het bewind.

In 1123 v. Chr. kwam de derde dynastie Cheu op den troon, door welke het rijk uitgebreid werd over het gebied van de rivier jang-tse-kiang.

Tijdens hare bewindvoering was een machtige leenheerschappij ontstaan, die door de vierde dynastie Tsin van 255—206 v. Chr. werd gefnuikt, onder welke voor de welvaart des volks gezorgd werd en in het Noorden des lands de aanlegging van den grooten muur tegen de invallen der Mongolen werd begonnen.

Gedurende de vijfde dynastie Han van 202 v.

Chr. tot 263 na Chr. kwam de leer van Confucius (✝ 478 v.

Chr.) als staatsleer naar voren, maar kwam ook het Boeddhisme in China in 65 na Chr. In deze periode heeft China zijn hoogste innerlijke en uitwendige grootheid bereikt, waarop een tijd van verval is gevolgd, waarin vele dynastieën na en naast elkaar regeerden, en het land van invallen te lijden had.

In het begin van de dynastie Tang (618—906) komt er een herleving op stoffelijk en geestelijk gebied. Toen werd in 628 de bouw van de eerste Mohammedaansche moskee in Kanton toegestaan, en is — volgens een gevonden inschrift — in 635 een monnik als Nestoriaansch zendeling in China gekomen, waarvan in de 13e eeuw nog aanhangers waren.

In de 10e en 11e eeuw komt China onder de macht der Tataren, in de 12e eeuw onder de Mandschoeren en in de 13e eeuw onder de Mongolen. Terwijl Kublai, de eerste keizer der Mongoolsche dynastie Joean (1280—1367), regeerde kwam Marco Polo uit Venetië in China.

Door den opstand, die een Boeddhistisch priester leidde, kwam China weder vrij van den vreemden invloed. Die priester besteeg den troon en stichtte de twintigste dynastie Ming (1368—1644).

Tegen het einde dezer regeering kregen de Portugeezen, de Spanjaarden en de Hollanders verlof voor het drijven van handel in enkele plaatsen. In 1580 kwam de Jezuiet Ruggieri in Kanton, en in 1601 vestigde zich zijn ordegenoot Risci in Peking.

In 1655 kregen de MandschoeTataren de macht in handen. Onder deze één en twintigste dynastie der Mandschoe of Tsing breidde China zich naar het Westen uit, en werd in 1662 Formosa aan de Hollanders ontnomen.

In de tweede helft der 17e werd aan Rusland eenig handelsverkeer toegestaan en ook aan Franschen en Engelschen.In 1735 ontstond er om politieke redenen een vervolging tegen de Roomsche Christenen.

In de 19e eeuw is China in voortdurende onrust gekomen. In 1807 begint R. Morrison voor de Londensche vereeniging de poging om het Evangelie binnen de poorten des rijks te brengen. In 1815 werden de Roomsche Christenen uit het rijk verbannen. Sedert 1840 is de Roomsche zending weder aangevangen.

Een oorlog met Engeland eindigde in 1842 met een vredestraktaat, waarbij havensteden voor den Britschen handel werden opengesteld, en het eiland Hongkong aan Engeland werd afgestaan.

Bij afzonderlijke verdragen kregen ook andere naties handelsrechten. Tegelijkertijd begonnen Engelsche, Amerikaansche, Duitsche en Scandinavische missies aldaar den arbeid.

In 1850 brak de Taiping-opstand uit onder Hung Sintsinen, die door Gützlaff (✝ 1851) met het Christendom in aanraking was gekomen. Met Engeland en Frankrijk onstond een strijd, die in 1858 eindigde met een verdrag, waarbij aan gezanten der Europeesche hoven in Peking verblijf werd toegestaan, en de vrije ontwikkeling van het Christendom werd bedongen. In 1861 kreeg Pruisen Tientsin. Na den oorlog met Japan moest China in 1895 het eiland Formosa afstaan. In 1898 annexeerde Duitschland Kiautschau als straf voor het vermoorden van Roomsche missionarissen in Schantung. Aan het einde der 19e eeuw hadden 60 Evangelische missies in China 1100 personen in dienst, waarvan de helft ambtelijk waren aangesteld.

Aan den medischen dienst waren 124 artsenen 59 vrouwelijke artsen verbonden. Het getal der communicanten werd op 100.000 geschat. Tegen 1900 brak de Boxer opstand uit onder leiding van de keizerinweduwe; de. zending had daarvan veel te lijden: 188 arbeiders voor de evangelische en 49 van de Roomsche zending en ongeveer 40.000 inlandsche Christenen van beider zending werden gedood. De trouw gebleven Christenen en de verschillende missies zijn daarna nog krachtiger gaan arbeiden in het rijk, waar steeds meer de behoefte aan de zegeningen der Westersche beschaving werd gevoeld. In 1911 brak de revolutie uit; de poging om de keizerlijke regeering in constitutioneelen vorm te behouden, bleek ijdel. In 1912 werd China een republiek, die echter nog geen rustige dagen beleefde.

Te midden dier innerlijke beroeringen des lands is de zending blijven voortgaan. Vooral uit Amerika werd door het sturen van geld en menschen voor de uitbreiding van het Christendom veel gedaan. In de nieuwe regeering zijn ook vele Christenen geplaatst. De aanhangers van het Confucianisme drongen in 1914 de regeering tot de reformatie van den dienst des Hemels, wel niet als staatsreligie, maar ter verheffing van het volksleven. Het departement van onderwijs wilde, dat in den geest van Confucius de schoolboeken wezen zouden. Daardoor werden de Buddhisten, Taoisten en Mohammedanen tot meerdere activiteit geprikkeld, en werd door hen de Christelijke wijze van zending drijven overgenomen.

Toen in 1916 het „Genootschap voor religieuse vrijheid” door de Evangelische Christenen werd opgericht, zijn ook secties van Griekschen, Roomschen, Mohammedanen en Buddhisten gekomen. In Mei 1917 besloot de regeering, dat de bevolking vrijheid zal hebben, Confusius te eeren, en dat in China vrijheid van religie is, mits in overeenstemming met de wet.

Alle missies gaan vooruit, en werken samen in het „China Continuation Committee”, waaronder meerdere comité’s gevormd zijn voor bijzonderen arbeid ter uitbreiding van het Christendom, o.a. voor de uitgave van theologische tekstboeken in het Chineesch en het verkrijgen van eenheid van filosofische en theologische termen. In 1915 waren 108 grootere en kleinere missies in China in den arbeid des Evangelies werkzaam op 1003 hoofdstations, met een buitenlandersstaf van 5750 personen. (Volgens een andere opgave, die 5517 telde, waren daarvan 990 van de China Inland missie, 892 Presbyterianen, 763 Methodisten, 612 Anglicanen, 523 Baptisten, 452 Lutheranen, 309 Congregationalisten en 976 van andere richting). Daarvan waren 1241 ambtelijke missionarissen, en 1618 helpsters. De inboorlingenstaf telde 15680 personen, waarvan 736 ambtelijk geordend waren. In het geheel zijn er 4082 georganiseerde kerken, en 4038 andere godsdienstige samenkomsten. Het getal der Christenen bedraagt ongeveer 500.000 zielen, waarvan 257.431 tot het avondmaal zijn toegelaten.

Verreweg het meerendeel daarvan zijn bewoners van de Oostelijke provinciën; onder de meer landwaarts gelegen provinciën liggen sommige nog bijna onbearbeid. In Mongolië en Sinkiang en Chineesch Turkestan zijn slechts enkele posten, terwijl Tibet nog geheel gesloten is voor de zending.

[De Roomsch-Catholieke kerk gaf in 1913 op: 1365 buitenlander-priesters en 721 inlander-priesters, 247 leekenbroeders uit den vreemde en 4008 Chineesche, 743 helpsters van buiten en 7677 uit China. Zij waren werkzaam op 1442 hoofdstations en 13806 bijstations. Zij telden 1406659 zielen, waarvan 613002 catechumenen. Op de lagere school waren 129320 leerlingen, 5345 genoten hooger-onderwijs en 2741 ontvingen seminarie-onderwijs. Zij had 97 hospitalen, en verpleegde 29198 weezen].

De schoolarbeid der Evangelische zending staat in hoog aanzien. In 1907 kwam er een radicale hervorming van het onderwijs, waarvoor de zending goede hulp bood. Krachtens de onderwijswet van 1912 worden de zendingsscholen erkend, indien zij zich onder het toezicht van den staat stellen. Voor verbetering van het lager onderwijs ijvert de zending, en in meer dan eene plaats werken verschillende missies samen voor het geven van hooger onderwijs. Na afloop van de taalstudie moeten de jeugdige zendelingen een paar jaren hulpdienst verrichten bij een Chineeschen prediker ter practische opleiding. In 1915 waren 91 verschillende missies werkzaam op schoolgebied; zij hadden 62 bewaarscholen met 1891 kinderen, 4300 lagere scholen met 115218 kinderen; 543 scholen voor meer uitgebreid onderwijs met 21847 jongens en 10427 meisjes; 33 inrichtingen voor hooger onderwijs met 1639 mannelijke en 395 vrouwelijke studenten, en 118 scholen voor theologisch en bijbelsch onderwijs met 3321 discipelen van beider kunne.

De medische zending der verschillende missies is in China reeds vroeg begonnen. Zij had tot voor korten tijd te worstelen met den afkeer der bevolking voor het opereeren. Zij verheugt zich in de gunst der regeering, en staat met haar in nauw rapport. Zij ontvangt finantiëel steun van de Rockefeller stichting. In 1915 waren in dien tak der zending werkzaam 323 artsen, 92 vrouwelijke artsen en 127 vrouwen voor kraamverpleging uit den vreemde, en 102 artsen uit China met 362 verplegers en 327 verpleegsters. Zij waren verbonden aan 265 groote en kleine hospitalen met 8104 bedden, alles voor 71 missies.

Verder worden 1353 weezen in 32 inrichtingen verpleegd, en zijn er 5 verpleeghuizen voor melaatschen.

In China leeft sterk verlangen naar een zelfstandig kerkelijk leven, vrij van de missies.

In de Chineesche gemeenten der verschillende missies staan de Christenen voor moeilijke vraagstukken, b.v. voor de vereering der voorvaderen, en met name van de polygamie. Ten opzichte van dit laatste is er hierin eenstemmigheid, dat op een Christen, die meer dan eene vrouw neemt, de tucht en de ban toegepast wordt, maar er is verschil over het lid worden van den polygamist, die geloovig werd: de eene kerk laat hem niet verder komen dan catechumeen, een andere doopt hem, maar sluit hem van het ambt uit, weder eene andere laat hem ook tot het ambt toe, behalve van leeraar.

De Presbyterianen, waarvan de verschillende kerkeraden en synoden sedert 1907 in een adviseerenden Raad samenwerkten, hebben zich in 1914 vereenigd in een algemeene synode van predikanten en ouderlingen, 2 uit kerken beneden 3000 en 4 uit kerken met meer leden. Gods Woord is de grondslag voor geloof en leven, en zoolang er geen eigen belijdenis is, dienen de belijdenisschriften, die de afzonderlijke kerken hadden, tot basis, vooral de Westminster kleine Catechismus.

< >