Het door Gerard Groot gestrooide zaad droeg vruchten. De Utrechtsche canonicus Florentius Radewini of Floris Radewijnsz sloot zich bij Groot aan.
Hij werd geboren in 1350 te Leerdam en studeerde in Praag. Hij begon de geestelijken, die op aandrang van Groot zich bezig hielden met het afschrijven van kerkvaders, in zijn huis op te nemen, opdat ze daar een gemeenschappelijk leven zouden kunnen leiden.
Bij deze geestelijken sloten zich ook leeken aan. Zoo ontstond het eerste fraterhuis, dat onderhouden werd niet door bedelen, maar door het afschrijven van boeken en handenarbeid.
Nevens dit fraterhuis stond ook een zusterhuis. De bedelmonniken ageerden, doch tevergeefs, tegen deze stichtingen.
In 1387 stichtte Floris Radewijnsz het klooster van den heiligen Augustinus te Windesheim bij Zwolle. Gerard Groot was de man geweest, die wist te winnen, maar Radewijnsz was de man, die wistteorganiseeren.
Hij stichtte ook een klooster op den Agnietenberg bij Zwolle. Hoewel er tusschen deze kloosters en de fraterhuizen wel verband bestond, bleven de laatste toch hun eigenaardig karakter bewaren.
In Deventer had Radewijnsz arme schoolknapen in zijn huis opgenomen.
Hij was hun leider en biechtvader geworden en hij zorgde voor het lichamelijk onderhoud.
Hij bouwde, omdat zijn eigen huis te klein werd, een nieuw fraterhuis. In de stichtingsoorkonde van het jaar 1398 staat: „Dit huis moet bewoond worden door 4 of meer priesters, bovendien door minstens 8 geestelijken, die echter niet geneigd zijn tot het kloosterleven.
Deze zullen gehouden zijn om alle godvruchtige mannen, die tot hen komen, op te nemen en te onderzoeken, of zij voor het geestelijke leven in het klooster te Windesheim bij Zwolle of Mariënborn bij Arnhem geschikt zijn. Aan hen, die in de wereld blijven verkeeren, moeten zij een geschikt toevluchtsoord en een oefenplaats van goede werken openen”.
Kort na het stichten van dit fraterhuis stierf Radewijnsz aan de pest, als een offer van zijn helpende liefde.Radewijnsz gaf een klein geschrift uit: Mag. ac. Dom. Florentini Radewijnsz, tractatus devotus de extirpatione vitiorum etc. seu tractatulus de spiritualibus excercitiis, waarin hij in het eerste gedeelte handelt over den weg om de perfectio sanctitatis te bereiken. Het tweede gedeelte behandelt de lijdensgeschiedenis van Jezus Christus in gedeelten ter betrachting in de afzonderlijke dagen der week door de broeders des gemeenen levens. Over den arbeid van de fraterhuizen en over het onderricht aan de jeugd zie men verder het artikel Broeders des gemeenen levens.