Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Ezra

betekenis & definitie

stamde uit het hoogepriesterlijk geslacht en behoorde tot de Joodsche families die, bij den door Kores of Cyrus toegestanen wederkeer der Babylonische ballingen, in het Perzische rijk waren achtergebleven. Hij wordt Ezra 7 : 1 genoemd de zoon van Seraja.

Deze Seraja was hoogepriester ten tijde van de inneming van Jeruzalem door Nebukadnezar in het jaar 586 voor Chr. en behoorde tot de aanzienlijken van het Joodsche volk welke door den overwinnaar tot straf voor de gepleegde rebellie werden terdoodgebracht (2 Kon. 25 : 18v.v.). Het is dus onmogelijk de uitdrukking „zoon van Seraja” in den eigenlijken en letterlijken zin te nemen, daar Ezra leefde onder de regeering van den Perzischen koning Arthahsasta, d. i.

Artaxerxes I Longimanus (465—424 voor Chr.); men zal het hier, gelijk meermalen in het Hebreeuwsch, moeten verstaan als „nakomeling van Seraja”. Trouwens in het geslachtsregister van Ezra, dat tot Aaron wordt opgevoerd, over een tijdperk dus van rond duizend jaar, worden in het geheel slechts zestien personen genoemd; het is dus duidelijk dat hier geen volledige stamboom wordt gegeven, maar alleen enkele van de voornaamste voorvaderen worden vermeld.

Verder wordt Ezra geheeten een „schriftgeleerde”; letterlijk : een „schrijver”, welk woord hier dan niet den gewonen zin heeft van iemand die schrijft, maar aanduidt iemand die van door anderen vervaardigde geschriften studie maakt; hier bepaaldelijk van de heilige geschriften, met name van de wet van Mozes (Ezra 7 : 6).In het zevende jaar van den bovengenoemden koning Arthahsasta of Artaxerxes, d. i. dus in het jaar 458 v. Chr., reisde Ezra op grond van een edict van dien vorst, met ongeveer 1500 medeballingen, naar Jeruzalem, ten einde aldaar nadere voorzieningen te treffen voor den eeredienst des tempels alsmede voor de rechtspraak (zie het koninklijk edict in Ezra 7). Met kracht heeft hij voorts geijverd voor de zuiverheid van het Jodendom door de huwelijken met vreemde vrouwen teniet te doen (Ezra 9 en 10). En eindelijk heeft hij zich veel moeite gegeven ook met hulp en steun van den stadhouder Nehemia, om het volk weder bekend te maken met de wet van Mozes, en het den zin daarvan te doen verstaan (zie Neh. 8—10). Door de moderne beschouwing over het ontstaan der Mozaïsche wetgeving is die werkzaamheid van Ezra omgeduid tot een hoogst belangrijk aandeel in de totstandkoming van de wet; men vergelijke daarover echter het artikel Pentateuch.

Het Bijbelboek Ezra, dat oorspronkelijk met het daarop volgende boek Nehemia één geheel vormde (waarvan we nog een spoor vinden in Artikel 4 onzer Nederlandsche Geloofsbelijdenis waar het als het „eerste van Ezra” wordt aangeduid, Nehemia is dan het tweede), een voortzetting gevende van de boeken der Kronieken, behandelt niet alleen de geschiedenis van Ezra, maar geeft daaraan voorafgaande ook een kort overzicht van de voornaamste gebeurtenissen sedert den wederkeer uit Babel. Het is niet waarschijnlijk dat het boek in zijn geheel door Ezra zelf is vervaardigd; wel bevat het een belangrijk stuk dat aan Ezra’s eigenhandige gedenkschriften is ontleend, minstens Ezra 7 : 27— 9 : 15, waar Ezra van zichzelf spreekt in den eersten persoon. Ook bevat het nog andere authentieke stukken, oorspronkelijke bescheiden, hetzij afkomstig van Perzische koningen, zooals het edict van Artaxerxes (Ezra 7 : 11—26) en het schrijven van Darius in Ezra 6; hetzij tot hen gericht, zooals de brieven vermeld in Ezra 4 en 5. Deze authentieke stukken zijn weergegeven in de taal waarin ze oorspronkelijk gesteld waren, het Arameesch. Maar niet alleen deze stukken, doch in het gedeelte Ezra 4 :7— 6 : 18 zijn ook de historische opmerkingen die er aan worden vastgeknoopt in het Arameesch gesteld. Dit laat zich het beste hierdoor verklaren dat dit geheele stuk is ontleend aan een afzonderlijke Arameesche bron.

Wat de geschiedkundige geloofwaardigheid van het boek Ezra aangaat, deze is wel door zeer enkelen in twijfel getrokken, maar kan toch niet in ernst bestreden worden; vooral niet sedert de reeds vroeger door geleerden van naam krachtig verdedigde echtheid der bovengenoemde authentieke stukken een onverdachte bevestiging heeft gevonden door de ontdekking van de papyrusrollen van Elefantine in Egypte, afkomstig uit de vijfde eeuw voor Chr. van een aldaar woonachtige kolonie van Joodsche ballingen en geschreven in de Arameesche taal, die niet alleen in inhoud en ambtelijk spraakgebruik op het nauwst met de oorkonden uit het boek Ezra overeenkomen, maar ook bizonderheden bevatten welke ons de vijandige verhouding tusschen de Jeruzalemsche Joden en hunne tegenstanders duidelijk in het licht stellen.

Voor den vermoedelijken ontstaanstijd van het boek zie men het artikel Nehemia.

< >