Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Cyrus

betekenis & definitie

In den Bijbel Kores genoemd, was de eerste groote veroveraar van Indo-europeesche afkomst, de grondvester van het Perzische wereldrijk. Dit volgde o.a. op het Nieuw-Babylonische rijk, dat op zijn beurt, sinds de verwoesting van Ninive, samen met Medië erfgenaam was geworden van het groote Assyrische rijk.

Toen Cyrus optrad, werd de naam Perzen gedragen door een aantal Iranische stammen, woonachtig in het Zuid-Oostelijk gedeelte van de Zagros-bergen ten Noorden van de Perzische golf. Zij waren landbouwers en herders, en stonden niet op een hoogen trap van ontwikkeling. In politiek opzicht stonden ze onder de opperhoogheid der met hen verwante Meden, die ten Noorden en Noordwesten van hen woonden. In den godsdienst waren zij evenals de Meden volgelingen van Zoroaster. Deze had omstreeks 1000 v. C. verkondigd de leer van een goeden god, Ahoera-mazda („Heer der wijsheid”) met een aantal helpers (een soort engelen) en den Geest van het kwaad, Ahriman, het hoofd van een leger van booze geesten.

Een der Perzische stammen, Ansjan genoemd, was georganiseerd als een klein koninkrijk, en werd omstreeks 550 v. C. geregeerd door Cyrus, zoon en opvolger van Cambyses i. Hij wist ook de andere Perzische stammen onder zijn scepter te vereenigen tot een volk. Hierop kwam hij in verzet tegen de heerschappij der Meden, wier koning Astyages zijn grootvader van moederszijde was. Uit de Perzische boerenbevolking formeerde hij een leger, dat vooral door zijn boogschutters en zijn ruiters beroemd werd. Hiermede versloeg hij binnen drie jaren Astyages, waarna hij het Medische gebied aan zich onderwierp (549 v.

C.). Zoo waren Medië en Perzië tot één rijk vereenigd.

Cyrus ging echter uit op niets minder dan de stichting van een nieuw wereldrijk. De voornaamste staten, verontrust door de successen van den nieuwen veroveraar, verbonden zich onderling om hem weerstand te bieden. Het dichtst bij gelegen Babylonië, dat zoowel ten Noorden als ten Oosten door de nieuw opkomende macht bedreigd werd, waagde het niet, een aanvallende houding aan te nemen. Koning Nabonidus bepaalde zich ertoe, zijn zoon met een leger naar de Noordergrens te zenden. Cyrus liet Babylonië voorloopig met rust, maar wierp zich met volle kracht op Lydië, een Klein-Aziatisch rijk, welks koning Croesus de hoofdpersoon was in de anti-Perzische combinatie. Nog in hetzelfde jaar (546 v.

C.) werden Croesus’ legers verslagen en zijn hoofdstad Sardis ingenomen. Cyrus was nu meester over bijna geheel Klein-Azië. De geschiedenis der eerstvolgende jaren is ons niet nauwkeurig bekend, maar zeker is, dat hij zich vervolgens weer naar het Oosten heeft gewend en in 539 v. C. Babel heeft veroverd.

Ruim tien jaar later (528 v. C.) sneuvelde hij in den strijd tegen de nomaden in Noordoostelijk Iran. Hij werd begraven te Pasargadae, door hem tot hoofdstad van Perzië verheven. Bij zijn dood omvatte het Perzische rijk geheel Westelijk Azië en drie jaar later (525) werd ook Egypte nog veroverd door zijn zoon Cambyses.

Voor de heilige geschiedenis is Cyrus van groote beteekenis geworden, doordat hij na de verovering van Babylonië aan de daar in ballingschap verkeerende Joden vergunde, naar hun land terug te keeren. Hierom wordt hij reeds in de profetie aangewezen als des HEEREN gezalfde (Jes. 45 : 1), d. w. z. degene, die door Hem is geroepen en aangesteld tot het volbrengen van Zijn werk: de volkeren aan zich te onderwerpen, opdat de joden zouden kunnen terugkeeren, en Jeruzalem en de tempel herbouwd zouden worden (Jes. 44:28; 45 :1—7; 41: 2—6; 41 : 25).

Inderdaad gaf Cyrus aan de Joden niet enkel de vrijheid om terug te keeren, maar gaf hij ook bevel tot den herbouw van den tempel (2Kron. 36 : 23 ; Ezra 1 : 2; 5 : 13; 6 : 3); met bepaling, dat zoowel de bouw als de officieele cultus uit de staatsinkomsten zouden worden bestreden (Ezra 6 : 4, 8v.). Hij beschouwde den te Jeruzalem weer op te richten tempel dus als één van de heiligdommen van zijn rijk. Ook de tempelvaten, die Nebucadnezar naar Babel had gebracht, gaf hij terug (Ezra 1 : 7 v.v.; 6 : 5).

In dit alles was Cyrus, naar het profetisch woord, instrument des HEEREN, die hem daartoe bewoog (vgl. Ezra 1 : 1). Er is ook sprake van, dat Cyrus den HEERE aanroept (Jes. 41 : 25; Ezra 1 : 2). Toch geven deze uitdrukkingen ons geen grond, Cyrus als een geioovig vereerder van den waren God te beschouwen. Hij was aanhanger van den Perzischen godsdienst, vereerder van Ahoera-mazda. Cyrus liet echter, evenals de Perzische koningen over het algemeen, aan de verschillende volkeren, die onder zijn scepter vereenigd waren, een groote mate van vrijheid, en streefde er naar, hen door een tegemoetkomende houding, ook tegenover hun godsdienstige gevoelens, met zijn heerschappij teverzoenen.

Zoo wordt hij in de Babylonische inscripties geëerd als hersteller van den verwaarloosden Babylonischen cultus en als vereerder van den Babylonischen hoofdgod Mardoek. In dien zelfden zin zal dan ook zijn gebruiken van den naam van Israëls God zijn te verstaan. Hiermede is niet de mogelijkheid ontkend, dat hij voor Israëls godsdienst een bijzondere sympathie heeft gevoeld. Althans tot het monotheïsme (wat natuurlijk nog niet hetzelfde is als de dienst van den waren God) naderde de vereering van Ahoera-mazda veel dichter dan de andere Heidensche religies. Voorts kan de spoed, dien hij in de vrijlating der Joden betrachtte, mede veroorzaakt zijn doordat de Joden hem van den aanvang af met sympathie zijn tegemoet getreden en als bevrijder hebben begroet. Ook een invloed van bovengenoemde profetieën behoeft hier niet te worden buitengesloten.

< >