Deze plaats was een der stations op Israëls woestijnreis (Num. 33 : 35— 36) en lag in de nabijheid van Elath of Eloth (Deut. 2 : 8; 1 Kon. 9 : 26). Terwijl de ligging van Elath nauwkeurig bekend is, loopen omtrent Ezeon-Geber de gevoelens uiteen.
Sommigen zoeken het ten Zuid-Westen van Akaba, aan den vasten wal tegenover het zoogenaamde Farao’s-eiland. Anderen meenen den naam Ezeon terug te vinden in het tegenwoordige Ghadjan, een uur of drie ten Noorden van Akaba.
De grond is daar moerassig en brak; het kan wel zijn, dat de Golf van Akaba vroeger zoo ver doorliep. En taalkundig beschouwd kan Ghadjan heel goed de Arabische vorm wezen van het Oud-Hebreeuwsche Ezeon.
In elk geval moet Ezeon-Geber aan de Golf van Elath hebben gelegen, want Salomo bouwde er zijn schepen voor de vaart naar Ofir (1 Kon. 9 : 26—28). Na den tijd van Josafat (1 Kon. 22 : 49) wordt Ezeon-Geber niet meer genoemd, terwijl we van Elath nog meermalen lezen.
Mogelijk heeft Ezeon-Geber zijn beteekenis als zeehaven verloren, doordat de wateren der Golf van Akaba zich allengs terugtrokken naar het Zuiden.
