Jongste dochter van Herodes Agrippa, die Jacobus liet terechtstellen (Hand. 12). In haar zesde jaar werd zij al verloofd met Epifanes, zoon van koning Antiochus van Commagene.
Toen deze de belofte, van zich te laten besnijden, niet vervulde, huwde zij den koning Azizus van Emesa. De landvoogd Felix, door haar schoonheid betooverd, hoewel hij gehuwd was, ontrukte haar aan Azizus, waarbij als werktuig der verleiding hoofdzakelijk de toovenaar Simon diende.
Als Jodin was zij, zooals later haar zuster (Hand. 25 : 22), nieuwsgierig om van de nieuwe Messiasverwachtingen te hooren (24:25) en liet daarom met Felix door Paulus een voordracht houden. Het oordeel, waarvan hij tot het echtbreukig paar sprak, werd vervuld, toen zij tien jaren later, na Felix’ afzetting en dood, met den hun geboren zoon Agrippa bij een uitbarsting van den Vesuvius om het leven kwam.
Zoo verhaalt Josefus. Het is echter niet uit te maken of Josefus met de woorden „benevens de vrouw” Drusilla of de vrouw van Agrippa bedoelt.