werd ongeveer 1586 te Gorcum geboren uit een aanzienlijk, maar arm geslacht. Spoedig wees, werd hij eerst tot schilder opgeleid, maar Mr Willem, rector te Gorcum, leidde hem op voor de academie.
Te Leiden kreeg hij zijn verdere vorming.Hij werd eerst huisonderwijzer bij Gideon van Boetzelaer en huwde in 1613 Anne van Alendorp.
Eerst te Gorcum, daarna te Utrecht, trad hij in deze laatste plaats op als onderwijzer aan de Hieronymusschool (1614).
Ook preekte hij wel eens voor de Waterlanders, doopsgezinden van de strengste observantie. In Utrecht trad hij voor groote scharen op. In 1617 overwon hij zijn bezwaren tegen het predikambt en werd hij predikant te Vleuten. In wereldontvluchting en zachtmoedigheid zag hij het Christelijk ideaal en zelfs Roomschen luisterden naar zijn irenische prediking. Openlijk koos hij de partij der Remonstranten en in 1619 werd hij uit zijn dienst ontzet, in 1620 gevolgd door zijn bannissement. In 1620 gaat hij naar Norden (na Amsterdam ontvlucht te zijn) en wel als drukker.
In 1622 verlaat hij Norden, gaat naar Harlingen, daarna naar Ameland en Dokkum (1624). Hier zette hij een winkel op. In Mei of Juni 1624 is hij te Hoorn, om zijn Stichtelijke rijmen te drukken. Deze uitgave had groot succes. Aan een nieuwe psalmberijming werkte hij tot zijn dood. Onderwijl was hij vlasreeder.
Voor een benoeming tot professor te Rakow (1625) bedankte hij. Een pijnlijke nierziekte sleepte den toch reeds zwakken man ten grave (Juli 1627).
Als prediker stond Camphuysen hoog. Ook als zieleherder muntte hij uit. Hij wilde bijbelsch theoloog zijn. Hij had een diepen afkeer van confessiën, formulieren, enz. De beste religie is de Christelijke. Christus is geen God, maar wel goddelijk.
Van erfzonde wilde hij niet weten, wel van erfsmet en de leer der voorbeschikking ontkende hij. Camphuysen bij een bepaalde secte indeelen, gaat niet. Als de Remonstranten hem op sleeptouw willen nemen, wijst hij ook hen af. Ook bij Doopsgezinden, Rijnsburger collegianten, Socinianen, enz. gevoelt hij zich niet thuis; de gebannene bant zich voortdurend zelf uit. Wij zouden hem thans noemen een Christelijk anarchist. Hij was een mensch eer braaf dan gevat, geneigd tot alle ketterij, een man voor de stilte, een vat vol tegenstrijdigheid.
Na zijn dood is deze eenzame populair geworden. Reeds de zeventiende eeuw bracht 35 drukken van zijn Stichtelijke rijmen. Hij heeft slechts één snaar op zijn lier (n.l. die van het religieuze lied), maar zijn liederen zijn klassiek.