Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Darius

betekenis & definitie

I. Darius de Meder.

Deze koning is den bijbellezer het best bekend uit Daniël 6. Voorts wordt hij genoemd in Dan. 11 : 1 en is blijkbaar ook bedoeld in Dan. 9:1.

Op den leeftijd van 62 jaar (Dan. 6 : 1) werd hij koning gemaakt over het rijk der Chaldeën (Dan. 9:1). Dit kan pas geschied zijn nadat in 538 v.

C. de stad Babel door de Perzen was ingenomen, waarbij Nabonedus werd gevangen genomen en Belsazar omkwam. Maar veel later zal het ook niet zijn geweest.

Dan. 6 : 29 geeft den indruk, dat Darius de Meder eenigen tijd geregeerd heeft voordat Cyrus zelf het bewind over Babylonië aanvaardde. Lang schijnt het niet te zijn geweest, want het boek Daniël noemt geen ander regeeringsjaar dan zijn eerste (Dan. 9 : 1 en 11 : 1).

En uit Dan. 10:1 kan misschien worden afgeleid, dat Darius niet langer dan twee jaar heeft geregeerd. Hier spreekt namelijk de Hebreeuwsche tekst over het derde jaar van Cyrus, de Septuaginta daarentegen over het eerste.

Mogelijk is beide malen wel hetzelfde jaar bedoeld, namelijk het derde na Babels inneming in 538 v.

C. en het eerste na de regeering van Darius.

In den Hebreeuwschen tekst zijn dan de beide jaren van Darius aan Cyrus toegerekend. Dit kon zonder bezwaar, omdat Darius blijkbaar slechts bij de gratie van Cyrus heeft geregeerd.

Men lette op de eigenaardige uitdrukking, dat Darius „koning was gemaakt” (Dan. 9 : 1).In de ongewijde geschiedenis is Darius de Meder totnogtoe niet bekend. Mogelijk leeren we hem later nog wel eens heel goed kennen. Ook de Assyrische koning Sargon was vroeger alleen uit de Heilige Schrift bekend (Jesaja 20 : 1), terwijl we thans vele opschriften van hem bezitten. Misschien gaat er zoo ook over Darius den Meder nog wel eens een helder licht op. Maar totnogtoe is hij dan toch in de ongewijde geschiedenis niet bekend. Wel kan men trachten hem te vereenzelvigen met personen, die in de ongewijde geschiedenis een anderen naam dragen.

Reeds Flavius Josefus schijnt dit te hebben beproefd. De vader van Darius, in Dan. 9 : 1 Ahasveros genoemd, heet bij Josefus (Ant. X, 11, 4) Astyages, en Darius zelf droeg volgens Josefus bij de Grieken een anderen naam, dien de Joodsche schrijver echter niet noemt. Bij Astyages heeft Josefus vermoedelijk gedacht aan den Medischen koning Astyages I, den grootvader van Cyrus. Men kan nu vragen, of hij misschien Darius heeft vereenzelvigd met Cyaxares II, den door Xenofon vermelden oom van Cyrus. Het is echter niet waarschijnlijk, dat deze Cyaxares in 538 nog leefde, want zijn zoon Astyages II was reeds in 550 van den troon gestooten.

Men kan ook vragen, of Josefus misschien Darius den Meder heeft vereenzelvigd met den veldheer Gobryas, die in 538 de Perzische troepen Babel binnenvoerde en door Cyrus tot stadhouder werd aangesteld. Doch er is niets van bekend, dat Gobryas een bloedverwant van Cyrus was, en volgens Josefus was Darius dit wel. Ook weten we van Gobryas slechts, dat hij stadhouder was, en Darius wordt koning genoemd. Mogelijk heeft het stadhouderschap van Gobryas slechts enkele maanden geduurd, en heeft Cyrus daarna zijn bloedverwant Darius met het koningschap beleend. Doch we moeten het voorloopig bij gissen laten en nader licht afwachten. De af en toe voorgestane opinie, dat de Heilige Schrift met Darius den Meder geen ander bedoelt dan Darius Hystaspis (die pas in 522 v.

C. den troon beklom) vergroot slechts de moeilijkheid in plaats van haar op te lossen. Evenzeer is duidelijk, dat Darius’ vader Ahasveros onmogelijk dezelfde kan zijn als de uit het boek Esther bekende Ahasveros (Xerxes), die pas in 486 koning werd.

II. Darius Hystaspis. Aangaande dezen koning (heel anders dan bij Darius den Meder) weten we zeer veel uit de ongewijde geschiedenis. Zijn vader Hystaspes behoorde tot de jongere linie van het Perzische koningshuis. Met het uitsterven van de oudere linie beklom Darius in 522 v. C. den troon.

Daarbij had hij met ontzaglijke moeilijkheden te kampen. Vooreerst moest hij een mededinger uit den weg ruimen: Gaumata, ook wel Pseudo-Bardes genoemd. Vervolgens had hij een reeks van opstanden te bedwingen, waaronder die van Elam en Babylonië de eerste, die van Medië en Oost-Perzië de gevaarlijkste waren. Daarna pas kon hij zijn aandacht wijden aan de meest Westelijke deelen van zijn rijk: Lydië (in Klein-Azië) en Egypte. De satrapen (opperstadhouders) van deze landen waren wel niet tegen Darius opgestaan, maar hadden toch gepoogd in troebel water te visschen, en moesten daarvoor met hun leven boeten.

Darius was niet alleen een groot veldheer, maar evenzeer een groot staatsman. Na het bedwingen van alle heele of halve rebellen onderwierp hij de organisatie van zijn reusachtig rijk aan een diep ingrijpende verandering. Onder de vorige koningen (Cyrus en Cambyzes) genoten de verschillende deelen van het rijk nog een groote mate van zelfstandigheid. Maar de opstanden, die alles aan het wankelen brachten, hadden aan Darius geleerd, dat het zóó niet langer ging. Hij bracht alles onder een veel strenger toezicht van het centrale gezag. De satrapen konden plotseling overvallen worden door een vliegende contrôle-commissie, die den naam droeg van „de oogen en ooren des konings”.

Men neemt aan, dat deze reorganisatie in het jaar 516 v. C. reeds was ingevoerd.

De staatsmanswijsheid van Darius openbaarde zich niet alleen in de bevestiging van het centrale gezag, maar evenzeer op maatschappelijk terrein. Voor heel zijn wereldrijk voerde hij één muntstelsel in. De Perzen, die tot nog toe grootendeels een nomadenleven hadden geleid, werden door hem afgericht op intensieve cultuur van den bodem. Verder was Darius de schepper van het Perzische schrift: een vereenvoudigde vorm van het spijkerschrift, dat door de Babyloniërs en de Elamieten werd gebruikt. Maar Darius was een veel te wijs heerscher, om de Perzische taal en het spijkerschrift op te dringen aan de onderworpen volken. Voor de landen „aan gene zijde der rivier”, d. w. z. voor de landen ten Zuid-Westen van den Eufraat, gebruikte men het Arameesch (door de Statenvertalers minder juist „Syrisch” genoemd), dat reeds twee eeuwen vroeger gebezigd werd als internationale verkeerstaal (II Kon. 18 : 26). Verschillende in het Arameesch geschreven stukken van Perzische koningen en satrapen zijn ons in het boek Ezra bewaard.

Darius was een ijverig vereerder van den Perzischen oppergod Auramazda (ook wel Ormoezd genoemd), en dreef onder zijn Perzische volksgenooten een krachtige propaganda voor de leer van dezen god. Maar aan de onderworpen volken heeft hij evenmin zijn godsdienst als zijn taal opgedrongen. Uit de Heilige Schrift weten we, hoezeer hij den tempelbouw te Jeruzalem heeft bevorderd in de dagen van Zerubbabel en den hoogepriester Josua, toen Haggaï en Zacharia profeteerden. Verschillende godsspraken van deze mannen zijn gedateerd naar de regeeringsjaren van Darius. Die van Haggaï zijn alle uit het tweede jaar, maar die van Zacharia gedeeltelijk uit lateren tijd.

Men beweert (en het zal ook wel waar wezen) dat de tegemoetkomende houding van Darius jegens de Joden hem politiek voordeel heeft opgeleverd in Egypte. Een ontevreden Judea zou altoos een struikelblok zijn geweest op zijn weg naar het land van den Nijl. En juist met Egypte had Darius groote plannen. Het schijnt wel, dat hij een scheepvaartverbinding wilde bewerkstelligen van uit Perzië, om het Zuiden en Westen van Arabië heen, met den Nijl. Hij heeft ten minste gewerkt aan een kanaal, dat deze rivier moest verbinden met de Roode Zee. Dat hadden sommige Farao’s ook reeds ter hand genomen.

Maar Darius heeft het evenmin voltooid als zijn Egyptische voorgangers. Men meende toen ter tijd, dat de waterspiegel van de Roode Zee hooger lag dan de Nijl-Delta, en dat deze zou onderloopen, wanneer men het kanaal voltooide. Toen heeft Darius het maar weer laten dichtgooien. Doch enkele eeuwen later is het geopend onder de regeering van Ptolomaeus Filadelfus (285—247 v. C.), die er ook sluizen in aanbracht.

Nadat, in de eerste jaren van Darius’ regeering, de verschillende opstanden waren bedwongen, heeft hij in het Oosten, door uitzetting der grenzen, zijn gebied afgerond, en ook een deel van Indië onder zijn heerschappij gebracht (vgl. Esther 1 : 1). Minder gelukkig was hij in het uiterste Westen. Wel heeft hij in Europa Thracië onderworpen, een deel van het Balkanschiereiland, in de buurt van het latere Constantinopel. Maar zijn tocht over de Donau, naar het land van de Skythen, in het latere Zuid-Rusland, was een mislukking. En hetzelfde geldt van zijn ondernemingen tegen de Grieken.

Men denke slechts aan den slag bij Marathon (490 v. C.).

Niettegenstaande deze mislukkingen is Darius Hystaspis een van de allergrootste heerschers uit de oude wereld. Na een regeering van 36 jaar strief hij in 486 v. C. en liet het rijk na aan zijn zoon Ahasveros, door de Grieken Xerxes genoemd.

< >