Een kleine plaats met Middeleeuwsche burcht aan de Noordelijke helling der Ligurische Apennijnen, Zuid-Oostelijk van Parma. Daar woonde in het jaar 1077 de marktgravin Mathilde.
Hendrik IV, die door paus Gregorius Vil in den ban gedaan was, verootmoedigde zich hier voor Gregorius VII, die den boetenden keizer in de koude winterdagen van 26—27 Januari 1077 op het slotplein in het boetekleed en barrevoets op absolutie liet wachten. Dit belangrijk moment gaf Bismarck in den strijd tusschen het Duitsche rijk en de Curie de woorden in den mond: „Nach Canossa gehen wir nicht”.