(huis der rust), verkort BethSan, het tegenwoordige Beisan, stad aan het Noordelijk einde van de breede Jordaanvallei ElGhor, lag wel op de grenzen van Issaschar maar behoorde aan den stam Manasse, die het echter niet veroverde (Richt. 1 : 27). Hier aan den Noordelijken voet van het gebergte Gilboa, waar Saul was gevallen, werd zijn lichaam opgehangen (1 Sam. 31 : 10) en door de getrouwe inwoners van Jabes in Gilead afgenomen (2 Sam. 21:12).
Onder Salomo was hier de zetel van een der 12 ambtlieden (1 Kon. 4 : 12). Later heette de stad Scythopolis (Judith. 3 : 10; Macc. 12:29).
Omtrent 631 voor Chr. hebben zich volgens Grieksche schrijvers aldaar Scythen neergezet, die door Palestina naar Egypte trokken; uit Joodsche schrijvers weet men slechts, dat vele heidenen in de stad woonden en dat zij in den Joodschen oorlog 13.000 Joden hebben vermoord. De oude Rabbijnen beschouwden daarom Scythopolis niet als een stad der Joden, maar als een stad van een onheilig volk.
Misschien zijn (Col. 3 : 11), naast Grieken en Joden ook juist Scythen genoemd, omdat zelfs in Palestina nakomelingen der Scythen woonden.