Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bekken

betekenis & definitie

I. Een schotelvormig metalen vat, waarin bij het slachten het bloed werd opgevangen bij het Paaschlam (Ex. 12 : 22) en bij de offers (Ex. 24 : 6; 27 : 3; 38 : 3; Num. 4: 14).

Zij liepen puntig toe, opdat de priesters ze niet uit de handen zouden zetten, waardoor het bloed licht had kunnen stollen en voor het besprengen niet meer deugde. Voor den tempel bekwam Salomo van Hiram gouden bekkens (1 Kon. 7 : 40. 45, 50 ; 2 Kron. 4 : 8, 11,22).

Zij werden door Nebukadnezar naar Babylon gebracht (2 Kon. 25 : 15; Jerem. 52 : 18). De stadhouder (Thirsatah, waarschijnlijk Zerubbabel) schonk aan den tweeden tempel 50 nieuwe (Nehem. 7 : 70).

Uit een bekken wiesch Jezus de voeten zijner discipelen (Joh. 13 : 5).II. Het groote waterbekken in het voorhof (Ex. 30 : 18 v.; 38 : 8; 4 : 11), waaruit zich de priesters de handen en voeten wieschen.

III. Een muziek-instrument, een soort castagnette.

< >