Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bekker

betekenis & definitie

I. Balthasar Bekker

Zoon van Hendrik Bekker, werd 20 Maart 1634 te Metslawier geboren, waar zijn vader predikant was. Deze boezemde hem een groote liefde in voor de Heilige Schrift. In 1650 ging hij naar de Groninger Hoogeschool, waar hij de vriend werd van professor Alting. Van Groningen toog hij vier jaren later naar de Academie te Franeker, waar hij zich aangetrokken gevoelde tot zijn lateren schoonvader professor Fullenius. Op 10 April 1655 werd hij rector van de Latijnsche school te Franeker. in 1657 werd hij predikant te Oosterlittens. Hier begon hij zelfstandig te studeeren, want hij wilde niet met eens anderen, maar slechts uit eigen oog zien.

Op 25 Mei 1665 promoveerde hij tot doctor in de theologie. Op 25 Januari 1666 werd hij predikant te Franeker, waar hij aan huis les begon te geven aan theologische studenten, wat hem later verboden werd. Hier schreef hij onder meer een boekje, getiteld: Vaste Spijse der Volmaakten en een kort werkje in ’t Latijn over de wijsbegeerte van Cartesius. ’t Eerste geschrift werd bezien in ’t licht van het tweede en een storm van verontwaardiging stak op. De „Vaste Spijse” werd door Gedeputeerden verboden. In 1674 trok hij nu naar Loenen aan de Vecht. In 1676 vinden we hem als predikant te Weesp.

In 1680 werd hij dienaar des Woords te Amsterdam. Hier begon hij veel te schrijven. De bekende Jakobus Koelman kwam echter tegen hem op. Een Coccejaan was Bekker niet, ’t geen kon blijken uit zijn in 1688 verschenen boek: Uitlegginge van den propheet Daniël. In 1691 kwam zijn meest bekende werk uit: De betoverde weereld in twee boeken, in 1693 door een derde en vierde boek gevolgd. Zelf meende hij in dit geschrift een bevestiging te geven van het ware geloof, maar heel de kerkelijke wereld kwam in hevige beroering.

Van alle kanten ging men Dr Bekker te lijf. Zelfs werd hij op 7 Augustus 1692 uit zijnen dienst ontzet. Tot zijnen dood behield hij echter van de Amsterdamsche regeering zijn voorheen genoten jaarwedde. In 1694 begon hij tal van preeken uit te geven. Op 11 Juni 1698 overleed hij.

Dr Balthasar Bekker was ongetwijfeld een belangrijk persoon en een man van uitnemende geleerdheid. Hij wilde zijn een Bijbelsch theoloog.

Zijn uitlegging van Gods Woord stond los van alle leerstellige godgeleerdheid. De wijsgeerige bespiegelingen van Cartesius hadden op Bekkers beschouwingen grooten invloed uitgeoefend, hoewel hij niet een volbloed-Cartesiaan kan heeten. Hij was een ijverig herder der gemeente en een uitstekend catecheet.

Wat inzonderheid de verontwaardiging van velen in den lande tegen hem opwekte, was, dat hij wel niet het bestaan der engelen ontkende, maar toch de werkzaamheid der engelen beperkte, hen menigmaal voor menschen hield en evenals Spinoza leerde, dat Christus en zijn apostelen zich in de leer der engelen telkens naar het geloof hunner tijdgenooten hadden geschikt. De leer der engelen, zooals deze doorgaans werd gepredikt, was volgens Bekker een grove en schadelijke dwaling, die de Christenheid onder de macht des duivels hield.

Om deze beschouwingen werd hij voor een atheïst gescholden en bij het examen van proponenten werd sedert nauwkeurig onderzocht, hoe dezen stonden tegenover de ketterijen van den schier algemeen bestreden Dr Bekker, die zoowel de Voetianen als de Coccejanen tot vijanden had. De bekende Walchersche Artikelen van 1693, wier onderteekening door alle predikanten op Walcheren tot 1816 plaats had, spraken in het vijfde artikel niet zonder opzet „van de werckingen der Goede en Quade Engelen”.

II. Woutherus Bekker, geboren 1821, was een onbestudeerd predikant die, gedurende de tweede helft der 19e eeuw te Amsterdam, in zijn kerkgebouw „Nazareth”, Barndesteeg K. 254, vele menschen trok. Wars van de weifelende en karakterlooze prediking der meeste leeraars in de „Groote” kerk, verspreidde het orthodoxe volk zich toen n.l. in allerlei „bijkerkjes”. Wie ruw-Gereformeerde preeken verlangde ging naar den antinomiaanschen Bekker. Deze allesbehalve onbesproken prediker maakte intusschen vele Hervormde predikanten beschaamd door zijn optreden in geschriften tegen den „Groningschen” predikant Meyboom. Ook verdedigde hij de Godheid van Christus tegen Ds.

H. J. Budding, toen deze Ariaan geworden was. Voorts gaf hij opnieuw uit: „Het Verbond der Werken”, tiende samenspraak voor het Examen van het ontwerp van Tolerantie door A. Comrie en N. Holtius.

Evenzoo: „De Hemelsche Academie” door Franciscus Rous, uit het Engelsch vertaald door Jac. Koelman. Achter laatstgenoemde uitgave is een lijst gevoegd van de vele geschriftjes door Bekker gepubliceerd.

< >