Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Baard

betekenis & definitie

Bij de Israëlieten, als bij alle Oostersche volken, een eereteeken. Daarom werd hij niet geschoren, maar zorgvuldig verpleegd en met welriekende oliën gezalfd (Ps. 133:2; Dan. 10 : 3).

Iemand den baard af te snijden of uit te trekken was een der grootste verachtingen (Jes. 50 : 6; 7 : 20; 2 Sam. 10:4; Neh. 13 :25). Zichzelven den baard af te snijden of te verminken was een teeken van grooten rouw en smart (Jes. 15:2; Jer. 41 : 5; 48 : 37; Ezra 9 : 3) en evenzoo verzuimde verpleging en reiniging van den baard (2 Sam. 19 : 24).

Misdadigers werd hij afgeschoren; slaven mochten hem niet dragen; daarom is de baard ook een teeken der vrijheid. Bij den melaatsche (Lev. 14 : 9; 13 : 29 vgl.) is de afschering van den baard een geneeskundige maatregel, omdat de melaatschheid zich bovenal aan de haren vasthechtte, maar had ook volgens sommigen, de zinnebeeldige beteekenis der reiniging, gelijk de Egyptische priesters bij zekere gelegenheid het gansche lichaam schoren.

Bij de Egyptenaren was het afscheren van den baard de algemeene gewoonte, waarom zich ook Jozef moest laten scheren, eer hij voor Farao gebracht werd. Volgens de Mozaïsche wet mochten de hoeken van den baard niet worden afgeschoren, d. i. naar men meent, dat gedeelte des baards, dat het naast aan de beide slapen groeit (Lev. 19 : 27; 21 : 5). in het Oosten worden verschillende wijzen van het baard dragen gevonden.

Eenigen laten alle haren groeien, anderen slechts de knevels, anderen slechts den kinbaard; de Perzen de eerste lang, den laatsten kort. Overal geldt hij echter als een heiligdom, dat men slechts mag aanraken om te kussen.

Volgens 2 Sam. 20:9 vat Joab met de rechterhand Amasa’s baard, opdat hij hem kuste, namelijk den baard, volgens de thans nog heerschende gewoonte bij de Arabieren. Bij de Grieken was het een oude gewoonte, den baard te vatten van hem, dien men smeekend iets vroeg.

De Arabieren zweren bij hun baard, bij dien van Mohammed.

De een zegent den ander: Allah zegene uw baard! en wenscht hem een zoon toe met een schoonen baard.

Bij het bezoeken wordt deze baardafgod met wierook berookt en met welriekende wateren besprenkeld (vgl. Dan. 2 : 46).

< >