Van Athene, een Christelijk apologeet uit de tweede helft der tweede eeuw, hoofd van de catechetenschool te Antiochië, stelde zijn platonisme in dienst van het Christendom. In zijn apologie, die hij omstreeks 177 aan keizer Marcus Aurelius richtte, verdedigt hij de Christenen tegen de gewone heidensche beschuldigingen (atheïsme, thyesteïsche maaltijden enz.), beroept zich voor het monotheïsme op uitspraken van heidensche dichters en filosofen, ontwikkelt speculatief de leer der Drieëenheid, pleit voor de onverbreekbaarheid van den echt en tegen een tweede huwelijk.
In zijn verhandeling „over de opstanding der dooden” handhaaft hij de lichamelijke opstanding tegenover de bezwaren, ontleend aan de stofwisseling.