Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Anathema

betekenis & definitie

Dit woord is de Grieksche vertaling van het Hebreeuwsche „chérèm”, dat in de Statenvertaling door „ban”, „verbannene”, „verbanning” wordt weergegeven. Het beduidt, dat iemand of iets uit het leven onttrokken en aan Gods oordeel prijsgegeven wordt.

Onder dat oordeel waren de Kanaanieten, die gedood (Deut. 20 : 17), en wier steden met alles, wat er in was, tot een puinhoop gemaakt moesten worden, zooals Jericho (Joz. 6), evenals de stad, waar afgoderij plaats vond (Deut. 13 : 15 v.) en de mensch, die een afgod diende (Exod. 22: 20). Zulk een ban rustte op Amalek (1 Sam. 15:3), op den Syrischen koning Benhadad (1 Kon. 20 : 42), op Edom (Jes. 34 : 5). „Chérèm” was het afgodsbeeld, waarvan het metaal niet genomen mocht worden (Deut. 7 : 25 v.), terwijl soms de metalen in den tempelschat werden gebracht (Joz. 6 : 19, 24), behalve die Achan had vervreemd.

Gewoonlijk was een ban door God geboden en als daaraan niet stipt werd gehoorzaamd, kwam de ban op hem, die overtrad, b.v. op Achab (1 Kon. 20 : 42), zelfs op het geheele volk, als Achan van het verbannene gestolen had (Joz. 6); maar ook kon het volk (Num. 21 : 2) of een mensch die opleggen. In het laatste geval werd een mensch gedood, maar een beest of akker aan de priesters overgegeven (Lev. 27 : 28 v.; Num. 18 : 14; Ez. 44 : 29). — In het nieuwe Jeruzalem zal geen „chérèm” meer zijn (Zach. 14:11).

Een overgang naar den lateren ban der synagoge noemt Ezra 10 : 8 (waar bepaalde personen met uitsluiting uit Israël bedreigd werden, terwijl met hun have gehandeld zou worden als chérèm).In de synagoge werd „chérèm” het zwaarste tuchtmiddel. Wie daaronder viel, werd onder een plechtige vervloeking uit de gemeente gebannen. In het Nieuwe Testament is er ook sprake van „anathema”, dat de Statenvertaling weergeeft door „vervloeking” en „verbanning”. Behalve in Hand. 23 : 12, 14, 21 en Marc. 14:71, (waar het gebruikt wordt voor „zich zelf vervloeken”), vinden we het alleen in Paulus’ brieven. Rom. 9: 3 „ik zou wel wenschen zelf een anathema te zijn buiten Christus” voor de Joden. 1 Cor. 12 : 3 „niemand, die door Gods Geest spreekt, zegt: (dat) Jezus anathema (is)”, wat het tegendeel van Heere is. Gal. 1 : 8, 9 wordt het „anathema zij” uitgesproken over wien ook, die een ander evangelie verkondigt, zooals in 1 Cor. 16 : 22 over dengene, die Jezus Christus niet lief heeft, Maranatha.

Paulus gebruikt dit woord niet als in de synagoge, ter aanduiding van de tucht door de gemeente ; „anathema” beduidt bij hem: onder Gods oordeel in het eeuwig verderf te vervallen. — In de vierde eeuw komt het woord in de kerkelijke taal in zwang, als door concilie of paus het „anathema” uitgesproken wordt over een ketter, of iemand, die leert, wat in strijd is met eenige leer der kerk. Het is een der trappen in den zwaren ban of excommunicatie, en beduidt de prijsgeving aan het eeuwige doodvonnis.

< >