Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Schmidt, george adam

betekenis & definitie

Geb. Dordrecht 17 mei 1791, overl. aldaar 23 maart 1844.

Zoon van J. G. F. Schmidt. Leerling van het Dordtse Tekengenootschap ‘Pictura’, van P. Hofman en enige wenken van J. van Lexmond.

Beheerde een sieraad- en schilderwinkel. Schilder en tekenaar van interieurs met figuren en portretten (ook miniatuur), tevens lithograaf Van 1837 af lid van de Koninklijke Akademie te Amsterdam. Was leermeester van J. Rutten.Tentoonstellingen Haarlem 1825, Amsterdam en Den Haag 1819-1838: interieurs met figuren en genretaferelen, w.o. een interieur met een kunstbekritiserend gezelschap; blinde man en bedelende jongen; oude man bij lezend meisje; en veel boereninterieurs.

AMSTERDAM -Rijksmuseum: bijbellezing (gem. G. A. Schmidt). -Rijksprentenkabinet: tekening(en). DORDRECHT -Dordrechts Museum: boereninterieur; twee dames- en een herenportret; bijbellezing (bruikleen van het Rijksmuseum Amsterdam). -Gemeentearchief: de Rietdijkse-, de Spui-, de Vrieze- en de Melkpoort (tekeningen in kleuren, gem. A.G.S.); portret van een kunstschilder (tekening in O.I. inkt). -Museum mr Simon van Gijn: het portret van J.

Smits Jz (oudheidkundige); portretten van ouders en grootmoeder van de stichter, HAASTRECHT -Museum Bisdom van Vliet: damesportret (1822). LEIDEN -Rijksprentenkabinet: portretten (tekeningen).


Immerzeel; Kramm; Luns; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek IV; Plasschaert; Scheen 1946 en 1970; Thieme-Becker; Van Hall port.; Waller; Wurzbach.

< >