Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Jansen, willem george frederik (‘willem’)

betekenis & definitie

Geb. Harlingen 25 december 1871, overl.

Blaricum 21 juni 1949. Woonde en werkte in Haarlem, ca. 1902-1903 Den Haag, Amsterdam tot 1908, daarna in Blaricum. Heeft ook in Brabant en Drenthe gewerkt. Leerling van de Kunstnijverheidsschool te Haarlem. Was aanvankelijk in opleiding voor machinist, ging echter op zijn 21ste jaar in de kunst. Begon als dekorateur (plateelschilder); schilderde, tekende, etste en lithografeerde landschappen, strandgezichten met schelpenvissers en stadsgezichten in de trant van de Haagse School.

Was o.m. lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam en van de Haagse Kunstkring. Gaf les aan J. A. de Boer, R. Stuurman en G. van Velsen.Tentoonstellingen Rotterdam 1902 te Amsterdam 1903: landschappen; de Prinsengracht te Amsterdam.

ENKHUIZEN -Rijksmuseum ‘Zuiderzeemuseum’; visserschepen in de haven. HARUNGEN -Gemeentemuseum Hannema-huis: vissersschepen aan het strand; de Zuiderhaven te Harlingen; scheepswerf te Harlingen; een schelpenvisser. LAREN (N.H.) -Singer Museum; aan de rivier.

H. H. van Calker: ‘In het atelier van den schilder’ (bldz. 97-102), Amsterdam 1941. Luns; Lurasco; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1969; Thieme-Becker; Van Hall I; Waller.

< >