Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Jansen, hendricus

betekenis & definitie

Geb. Den Haag 2 januari 1867, overl.

Rotterdam 5 februari 1921. Signeerde: Henricus. Woonde en werkte in Den Haag tot 1885, Luik tot 1887, Parijs (Normandië en Bretagne) tot 1893, Den Haag tot 1899, Tunis tot 1901, Rhenen 1902-1903, Den Haag 1903, Voorburg 1906, Renkum 1907, Leiden 1909-1911, Heeze 1911-1913, Den Flaag tot 1919, daarna in Rotterdam. Leerling van de Akademie v. BX. in Den Haag (1883-1885). Schilderde en tekende (ook in pastel), etste en lithografeerde figuren, landschappen en stadsgezichten.

Maakte wandschilderingen en illustraties, o.a. voor ‘Tine’ van Maurits Smit, ‘Ida’s huwelijk’ van Joh. Wolters en talrijke bijbelse. Heeft veel oosterse steden, meest Arabische straatjes, in felle kleur en met sterke licht- en schaduwpartijen, geschilderd. Ook genoot hij bekendheid als glasschilder.Tentoonstellingen Den Haag 1887, Arnhem 1901 en Rotterdam 1902: mijn grootje; in de tuin (tekening); de Simoen (tekening); de toren (pastel). Elsevier XXIII, 1902 (P. A. M. Boele van Henshroek, bldz. 3-12) en LV, 1918 (Kroniek).

Luns; Plasschaert; Scheen 1969; Thieme-Becker; Van Hall l II en port.; Waller.

< >