Geb. Den Haag 12 december 1831, overl.
Dordrecht 29 augustus 1870 (pleegde zelfmoord). Leerling van de Akademie v. B.K. in Den Haag. (1844-1854) o.l.v. E. J. van den Berg, studeerde te Parijs van 1857-1860; van 1860-1861 te Parijs, samen met zijn vriend Taco Scheltema (II); te Antwerpen van 1861-1865 onder baron Leys, daarna was hij te Breda werkzaam als leraar handtekenen aan de Militaire Academie (1866-1870). Verbleef ook regelmatig in Rome.
Gaf les aan N. J. A. P. H. van Es en gaf raadgevingen aan W. C.
Staring. Schilderde historie- en genrestukken, portretten en enkele landschappen; heeft ook geëtst en gelithografeerd.Tentoonstellingen te Amsterdam, Den Haag en Rotterdam van 1853-1869: Chactus en de kluizenaar; Aubry, bij het lijk van Atala; schout Jan van Drenckwaart; de arme krukkenjongen; Francesca da Rimini (Dante); een page; boerenweelde; op het veld; aan de bron; enz.
AMSTERDAM -Rijksprentenkabinet: tekening(en). DEN HAAG -Gemeentemuseum: zelfportret; portret van Taco Scheltema; Atala. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: meisje in tafelstoel.
Hist. Galerij II (bldz. 45); Kunstkronijk 1865 (bldz. 2), 1869 (bldz. 42) en 1871 (bldz. 64).
Huebner; Luns; Marius; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek IV; Plasschaert; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Van HallIenport.; Waller; Wurzbach.