Om meer welvaart te creëren is het belangrijk dat we produceren. Dit doen we met behulp van de productiefactoren:
\begin{array}{|c|c|c|c|}
\hline
\textbf{Productiefactor} & \textbf{Inkomen} \\ \hline
Arbeid & Loon\\ \hline
Kapitaal & Kapitaal \\ \hline
Arbeid & Rente\\ \hline
Natuur & Pacht \\ \hline
Ondernemerschap & Winst \\ \hline
\end{array}
Het toevoegen van productiefactoren aan de inkoopwaarde van de productie creëert toegevoegde waarde. Als we alle toegevoegde waardes in een economie bij elkaar op zouden tellen, komen we op het Bruto Binnenlands Product (BBP). Aangezien elke productiefactor inkomen uitkeert, is het BBP óók altijd gelijk aan alle inkomens bij elkaar opgeteld. Er zijn dus twee manieren om het BBP te berekenen.
In de economie wordt vaak gerekend met het BBP (eigenlijk: hoeveel produceert een land) om de welvaart van een land uit te rekenen. Om de welvaart van individuele bewoners van het land uit te rekenen, gebruiken we vaak BBP per hoofd van de bevolking, ook wel BBP per capita. Dat is simpelweg het totale BBP, delen door het aantal mensen. Zo weten we wat een gemiddeld persoon in een land produceert.
Het BBP heeft echter zijn beperkingen. Het houdt vaak geen rekening met allerlei belangrijke factoren en het is dan ook een beperkte manier om de welvaart te berekenen. Ten eerste is het belangrijk om rekening te houden met de prijzen in een land. Je kunt wel twee keer zoveel verdienen als een ander land, maar als de prijzen ook twee keer zo hoog zijn, kun je niet meer kopen. Dit is het onderscheid tussen nominaal (hoeveel verdien je) en reëel (hoeveel kun je kopen) inkomen.