Deze vogel, Hebr. ŏznījah komt alleen in de lijst der onreine dieren voor (Lev. 11 : 13; Deut. 14 : 12). Daar geen enkel nader kenmerk gegeven wordt, is de vertaling moeilijk, maar het is een algemene talmoedische traditie, die ook bij de nieuwere schrijvers geen bestrijding vindt, om ŏznījah door z. te vertalen.
Het is echter niet uit te maken, of de eigenlijke Z. (Haliaëtus albicilla) dan wel de Kleine Z. of Visarend (Pandion haliaëtus) bedoeld wordt, daar beide voorkomen.