„bekoorlijkheid, lust(hof)”, een stad waar een koning resideerde bij de verovering des lands, Joz. 12 : 24, waar later Jerobeam I resideerde, 1 Kon. 14 : 17, en Baësa 1 Kon. 15 : 21, 33; en Ela, 1 Kon. 16 : 8, en Omri totdat deze Samaria als hoofdstad bouwde, 1 Kon. 16 : 23, 24. Manahem, die waarschijnlijk gouverneur was van T., trok van deze plaats naar Samaria en doodde Sallum, 2 Kon. 15 : 13—17.
Verder weten wij uit de zang: Gij zijt schoon mijn vriendin gelijk T., Hoogl. 6 : 4, dat het een mooie plaats moet zijn geweest. Evenwel weten wij de ligging niet. Men heeft wel gegist, dat het Talloeza was, maar meer dan een vermoeden is het niet. Mogelijk mag men het zoeken in Dsjemmain aan de Wadi Kana.