een Phoenicische zeehaven, die de naam verkreeg van de godheid Sid, genoemd in de teksten van Ras Sjamra, in de papyrus Anastasi I (uit de 13e eeuw v. C.) en in de reis van Wen-Amon omstreeks 1100 vóór onze jaartelling.
S. komt in de Bijbel voor als stad Richt. 1 : 31; 18 : 28; Jes. 23 : 2; Ez. 27 : 8, maar soms ook als een landstreek, als er b.v. gesproken wordt van de zijde van S. Gen. 49 : 13; 2 Sam. 24 : 6; 1 Kon. 17 : 9. Joz. 19 : 28 is sprake van Groot-S. d. i. van geheel het rechtsgebied met de voorsteden. In een bericht van de Assyrische koning Sanherib omstreeks 700 v. C. worden Groot-S. en Klein-S. genoemd. — De apostel Paulus bij zijn reis naar Rome ontving van Julius verlof naar zijn vrienden te S. te gaan om zich te laten verzorgen, Hand. 27 : 3; die vrienden voorzien hem van wat hij op reis nodig heeft: alleen het allernoodzakelijkste ontvangt Paulus van Julius; voor alles, wat de reis kan veraangenamen, heeft hij zelf zorg te dragen. — In de 6e eeuw is de stad zeer getroffen door een aardbeving. Later heeft S. een wisselvallige geschiedenis doorgemaakt. Thans heet de stad Saida, met 12.000 inwoners.