„rots”.
1. De hoofdstad der Nabateërs in het land van Edom. In het land van Edoms rode bergen is een doolhof van dalen, van Wadi Moesa, Es-Sik e. a. En in deze dalkloven is gebouwd de wonderbare stad P.; een heerlijkheid van rotsarchitectuur, een rijkdom van tempels, altaren, graven verbaast de beschouwer in dit verlaten, en zelfs vele eeuwen vergeten oord (dat in 1812 door Burckhardt werd ontdekt). Men leest nu enkele malen in de Bijbel van een stad, die in het Hebr. rots wordt genoemd, nl. Selah, 2 Kon. 14 : 7, terwijl op andere plaatsen van has-selah, de rots wordt gesproken, 2 Kron. 25 : 11, 12; Jer. 49 : 16; Ob. : 3, 4. Men heeft wel de gedachte verdedigd, dat dit Selah niet anders is dan het beroemde P. Maar waarschijnlijk moet men dit Selah elders zoeken.
2. Matt. 16 : 18 komt p. voor in de betekenis van rots. In het Grieks heeft petrus eveneens deze betekenis, doch zelden; vandaar dat het meer gewone woord wordt gebezigd. In het Aramees zal beide malen hetzelfde woord (kepha) gebruikt zijn.