Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

KUS

betekenis & definitie

Een gewone begroeting in het Oosten is de handkus. Soms, als men zich diep vernedert, zal men de voet kussen; het nederigste eerbetoon (als in Ps. 72 : 9 gezegd wordt zijn vijanden zullen het stof lekken wil dat zeggen: zij zullen de lippen drukken op de stoffige bodem, die zijn voeten gedrukt hebben).

Een andere manier om dienstwilligheid te bewijzen is het overkleed van een aanzienlijke te grijpen en te kussen; dit bedoelde misschien Saul tegenover Samuël, 1 Sam. 15 : 27. Het kussen is in vele gevallen uiting van eerbied; als Mozes Jethro kust, Ex. 18 : 7, bewijst hij aan zijn schoonvader de grootste eerbied, door zijn hand te grijpen, die te kussen en aan zijn voorhoofd te brengen. En als Samuël Saul kust, 1 Sam. 10 : 1, bewijst hij hulde aan de verkoren koning. Ps. 2 : 12 wordt gezegd: Kust de zoon, opdat hij niet toorne; hier moet gedacht worden aan de huldiging door het stof der aarde of de voeten te kussen; hier maakt dus de Heiland aanspraak op volkomen onderwerping en nederige aanbidding. — Daarentegen wijst het op gruwelijke afgoderij als men in Israël de Baäls kuste, 1 Kon. 19 : 18, of de kalveren, Hos. 13 : 2.Spr. 24 : 26 dient gelezen te worden: De beide lippen van ieder zullen kussen, datgene wat rechte woorden geeft — d. w. z. de vonnissen van een rechtvaardige rechter zullen door ieder gekust worden als teken van onderwerping. — Naast de kus als begroeting van de mindere tegenover de meerdere, is de kus ook de groet van elkanders gelijken. Ieder op zijn beurt legt het hoofd op de rechterschouder van de ander en kust hem op de rechterwang; daarna legt men het hoofd op de linkerschouder en kust op linkerwang. Zo deden Jakob en Ezau, Gen. 33 : 4: Jozef en Benjamin, Gen. 45 : 14, 15; de vader en de verloren zoon, Luc. 15 : 20. Paulus en de ouderlingen van Ephese Hand. 20 : 37. Ook werd wel de baard gekust, 2 Sam. 20 : 9, 10. Dat is een beleefdheidsvorm van de gastheer tegenover de gast; aan deze vorm hield zich Simon de Farizeër niet, Luc. 7 : 45. De kus als uiting van sympathie tegenover zijn gelijken wordt door de apostelen voorgeschreven in de verhouding van mannen tot mannen en van vrouwen tot vrouwen in de gemeente, Rom. 16 : 16; 1 Cor. 16 : 20; 2 Cor. 13 : 12; 1 Thess. 5 : 26; 1 Petr. 5 : 14.

< >