1. Een Jairiet, die bij David priester was, 2 Sam. 20 : 26.
Voor „priester” staat het gewone Hebr. woord, dat altijd voor „priester” gebruikt wordt. Sommigen menen, dat het hier aanduidt, dat Ira een bijzondere vertrouwenspositie bij David innam.2. De zoon van de Tekoïet Ikes; één der helden van David, 2 Sam. 23 : 26; 1 Kron. 11 : 28.
3. Een Jethriet, een van Davids helden, 2 Sam. 23 : 38; 1 Kron. 11 : 40.