Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

HETHIETEN

betekenis & definitie

Gen. 10 : 15 wordt Heth genoemd als een zoon van Kanaän, den zoon van Cham. De H. worden voorts herhaaldelijk vermeld als inwoners van het land Kanaän, Gen. 23; 25 : 9; 26 : 34, 35; 49 : 29—32, Ex. 3 : 8; Num. 13 : 29; Joz. 3 : 10; 9 : 1; 11 : 3; 12 : 8; 24 : 11.

Joz. 1 : 4 wordt vermeld „het gehele land der H.” Uit 1 Sam. 26 ; 6 blijkt, dat er een H., Achimélech genaamd, in het leger van David was tijdens diens vervolging door Saul. Bekend is de H. Uria, de man van Bathséba, 2 Sam. 11. Van de koningen der H. wordt gesproken 1 Kon. 10 : 29; 2 Kon. 7 : 6.Uit 1 Kon. 11 : 1 blijkt, dat er Hethietische vrouwen waren in de harem van Salomo. De H. worden vermeld door de Assyriërs, de Babyloniërs en de Egyptenaren. In het Akkadisch heten zij Chatti, in het Hebr. Chittīm. Vooral sinds de opgravingen van Hugo Winckler in 1906 en ’07 in Boghazkeui, de plaats, waar Chattusas, de hoofdstad van het rijk der H. in Klein-Azië, 150 km O.lijk van het tegenwoordige Ankara, lag en waar een archief met wel 16.000 kleitabletten werd opgegraven, is er heel veel meer over de H. bekend geworden. Aan de andere kant moet worden toegestemd, dat er veel moeilijkheden bestaan ten opzichte van onze kennis aangaande hen. Daar is het vraagstuk van de verhouding van de H., die in het O.T. als inwoners van Kanaän vermeld worden, en de H. in Klein-Azië. Men zal toch wel het veiligst gaan door eerstgenoemden te rekenen tot een volk, dat tot de groep volken in Klein-Azië behoorde, die met de naam H. wordt aangeduid. Want wij staan voor het merkwaardige feit, dat de H. allerminst een eenheid vormden, noch in taal noch in afkomst. Men kan onderscheid maken tussen een in Klein-Azië inheemse bevolking, waarvan het ras onbekend is, en Indo-europese invallers. Tot de inheemse bevolking behoorden de z.g. Proto-Chatti, tot de Indo-europese volken de Luwiërs en de Nesieten. Tot de twee laatstgenoemde volken behoorde de leidende klasse in het Hethietische Middenrijk en het Nieuwhethietische rijk.

Het z.g. Hethietisch (er zijn verschillende talen op de kleitafeltjes van Boghazkeui gevonden) is de taal van deze heersende groep. Het is een mengtaal van Indogermaanse oorsprong met Kleinaziatische elementen. Dit Hethietisch spijkerschrift kan men ook Nesietisch noemen. Men is er in geslaagd, het te ontcijferen. Daarnaast heeft men ook een Hethietisch hiëroglyphenschrift gevonden, dat men nog niet geheel heeft kunnen ontcijferen. Het is niet de bedoeling, om een volledig overzicht van de geschiedenis der H. te geven. Wie dat hebben wil, kan het vinden in de Jaarberichten van het Genootschap Ex Oriente Lux, waar dr A. A. Kampman zulk een overzicht geboden heeft, zie JEOL 1935, bl. 111—117, 1936, bl. 212—231, 1937—1938, bl. 384—402, 1939, bl. 177—201. Alleen de hoofdzaken worden hier genoemd.

Men kan na een prae-historische periode, die vóór 3000 v. C. valt, onderscheiden een tijdperk van plaatselijke koningen. In dit tijdperk der z.g. Proto-Chatti hadden Assyrische handelaars op verschillende plaatsen in Klein-Azië hun nederzettingen. Uit deze tijd (± 2000 v. C.) zijn afkomstig de z.g. Cappadocische kleitafels, waarvan er ± 3000 gevonden zijn. Deze Assyrische kolonisten onderhielden de band met het moederland en genoten daarvan de bescherming. De inval der genoemde Nesieten maakte daaraan een einde. De Assyrische kolonisten keerden naar hun land terug. Het Hethietisch Middenrijk ontstond, waarvan de bekendste prestatie is, dat het onder zijn koning Mursilis een einde maakte aan de Amorietische dynastie van Babel; zie Babylonië. Dit kan geweest zijn ± 1600 v. C., Van der Meer, The ancient Chronology of Western Asia and Egypt (1947) bl. 70 zet deze verwoesting in 1515 v. C., doch dit is toch wel te laat. Na een paar eeuwen, waarvan niets bekend is, wat men wel eens toegeschreven heeft aan een onderwerping van Klein-Azië door andere volken, b.v. de Horieten, welke beweging dan deel uit zou maken van die der Hyksos (doch dit alles is slechts een veronderstelling en men kan niet met zekerheid hier spreken, daar de heerschappij der Hyksos in Egypte toch eerder moet worden gesteld, zie Egypte) krijgt men de grootste bloei van het rijk der H. in het z.g. Nieuwhethietische rijk tussen 1500 en 1200 v. C.

In deze tijd kwam het tot strijd met de Egyptenaren. Bekend is de slag tussen de Egyptenaren onder Ramses II en de H. onder Muwatallis bij Kades aan de Orontes in 1301 v. C., waarbij Ramses II bijna werd verslagen en slechts het slagveld kon behouden. Zie Egypte. Van het z.g. eeuwige verdrag tussen Egypte en de H. (1284 of 1280 v. C.) geeft Kampman een volledige vertaling, zie JEOL 1939, bl. 186—190. In 1200 v. C. werd de hoofdstad Chattusas verwoest, waarschijnlijk door de z.g. zeevolken, die met grote moeite door Ramses III in Egypte tot staan werden gebracht, zie Egypte. Van 1200—717 v. C. bleven er nog verschillende kleine Hethietische staatjes in N.-Syrië bestaan. Eén der bekendste daarvan is dat van Karchemis aan de Eufraat, dat in 717 v. C. door de Assyriërs werd veroverd.

Wat de godsdienst betreft, valt het op, dat de H. er zo veel goden op na hielden. Er zijn er honderdtallen. Zelf spreken zij van 1000 goden. Een der voornaamste godinnen is de zonnegodin van de stad Arinna. Van de goden is vooral vereerd geweest Tesjoep, de god van de bliksem en de donder. Voorts beoefenden de H. veel practijken van een magisch karakter, bezweringen, toverijen enz. Afzonderlijk moeten genoemd worden de in Boghazkeui gevonden wetten, die punten van vergelijking bieden met de Mozaïsche wetten.

< >