1. Een zoon van Terah, de broeder van Abram.
H. was de vader van Lot. Zijn dochters heetten Milka en Jiska. Hij stierf bij het leven van zijn vader Terah in zijn geboorteland, in Ur der Chaldeën; zie Gen. 11 : 27—29. Zie ook Abraham.2. De stad waar Abraham met de zijnen kwam, nadat hij uit Ur getogen was, Gen. 11 : 31. Gen. 24 : 10 wordt gesproken van de stad van Nahor; blijkens Gen. 27 : 43; 28 : 10; 29 : 4 is dit H. De stad H. (die bij de Romeinen Carrae heette) komt in Assyrische opschriften voor als ir Harrani. In deze opschriften wordt de maangod Sin als de stadsgodheid genoemd: de heer des hemels, wiens sikkel onder de goden schijnt. H. lag aan de rivier Balich (Belichos) een linkerzijrivier van de Eufraat; volgens de Arabische geograaf Jakuti een dagreis van Edessa (het ligt ten ZO. van het hedendaagse Urfa, dat de plaats van het oude Edessa inneemt). Het lag aan het snijpunt van karavaanwegen van Babylonië naar Klein-Azië en naar Syrië en Egypte. Vaak wordt de naam verklaard als weg. Maar H. heeft de naam van het volk der Churrieten; misschien was het de hoofdstad van hun rijk. Dit rijk had een bloeitijd in de 16e eeuw v. C.