moet volgens Jes. 10 : 29 ten N. van Jeruzalem gelegen hebben. Men vermoedde, dat de heuvel Tell el Foel aan de weg van Jeruzalem naar het N. de plaats zou wezen van het oude G.
Deze onderstelling kreeg grote waarschijnlijkheid, toen de Amer. geleerde Albright hier opgravingen deed. Het bleek, dat op deze heuvel omstreeks 1200 v. C. een nederzetting was, waarschijnlijk gebouwd door de Benjaminieten. Maar blijkens de opgraving had Gibea nog geen eeuw bestaan, toen het werd verwoest: wij zullen hier moeten denken aan de verhalen over de oorlogen met de Benjaminieten in Richt. 19 en 20. Daarna is er een versterkte woonstede gevestigd; dat was Sauls residentie. Maar er was een spoor van een spoedig gevolgde plundering: vermoedelijk na ’s konings dood op Gilboa. Later werd de stad weer opgebouwd: Asa de koning van Juda bouwde hier een toren, 1 Kon. 15 : 29.Misschien is G. „de heuvel Gods” in 1 Sam. 10 : 5, waar de Filistijnen een bezetting hadden vóór Saul koning werd of gelijk De Groot vertaalt: Gibea Gods waar de zuil der Filistijnen is (een overwinningszuil).