Wat is de betekenis van weekdier?

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

weekdier

Het begrip weekdier heeft 2 verschillende betekenissen: 1) zacht, slijmerig dier. zacht, slijmerig dier dat meestal in zee leeft en vaak een schelp heeft, zoals slakken, schelpdieren en inktvissen. 2) slappeling; zwakkeling. persoon die geen eigen mening lijkt te hebben en weinig voorstelt; iemand zonder ruggengraat; slappeling; sukk...

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

weekdier

(1937) (min.) misselijk, kruiperig persoon; slijmbal. • Jij bent om van te griezelen, weekdier! (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937) • Weekdier: iem. met een slap karakter. (Kristiaan Laps: Nationaal scheldwoordenboek. 1984)

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

weekdier

weekdier - Zelfstandignaamwoord 1. (dierkunde) soort dier zonder innerlijk skelet Woordherkomst samenstelling van week(bijvoeglijk naamwoord) en dier

2025-07-17
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

weekdier

misselijk, kruiperig persoon; slijmbal. Jij bent om van te griezelen, weekdier! (Willem van Iependaal, Lord Zeepsop, 1937)

2025-07-17
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

weekdier

ongelede dier waarvan huid kalkskulp kan afskei.

2025-07-17
Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

WEEKDIER

Slakken, mosselen, oesters en inktvissen behoren tot de grote groep ongewervelde dieren die de naam ‘weekdieren’ heeft gekregen. De meeste weekdieren leven in zout of zoet water; slechts een paar soorten brengen hun gehele leven op het land door. Zoals hun groepsnaam al zegt, hebben alle weekdieren een zacht lichaam. Bij de meeste wordt dat weke li...

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

weekdier

('we:q) o. (-en) dier met een weke slijmerige huid, vaak van een schelp of mantel en een voet voorzien : de slak, de mossel, de oester zijn -en; er zijn 10 000 soorten van -en. →:

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Weekdier

o. (-en), 1. dier uit het fylum weekdieren; 2. schimpnaam voor een kruiperig, misselijk persoon, slijmbal.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WEEKDIER

WEEKDIER - o. (-en), dier met een week lichaam, zonder beenig skelet, gewoonlijk van een mantel of eene schelp voorzien ter beschutting en van een voet om zich te bewegen : de weekdieren (mollusca) worden in 5 klassen verdeeld.