Wat is de betekenis van vasthouder?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vasthouder

m. (-s), (Zuidn.) gierigaard.

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

vasthouder

(1903) (Antwerpen, spot.) zie citaat. • Vasthou(d)er, znw., m. — Spottend gezeid van eenen speler in eene harmoniemaatschappij, die juist nog geen meester is. (Lier.) Wij hebben zeker dertig man !.., Ja, maar daar zijn tien vasthouwers onder! — Gierigaard, vrek. 't Is schand, zoo 'nen rijke vasthouwer. — Spotnaam voor eenen a...

2025-07-17
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

vasthouder

Spaarder; ook: gierigaard, vrek.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vasthouder

m. vasthouders (Z.-N. gierigaard).

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten