Ui
m. (-en), 1. lelieachtig, sterk riekend bolgewas, (Allium cepa), gew. ook ajuin, juin, look en siepel geheten: uien poten. 2. de als spijs genuttigde bol van de genoemde plant: een rist uien; uien stoven, eten; (zegsw.) hij heeft vanmiddag uien gegeten, gezegd van iem. die veel winden laat; — het was er z...