Wat is de betekenis van tumidus?

2025-07-28
Verklarend Woordenboek Plantennamen

Dr. C. A. Backer (1936)

tumidus

túmidus (-a, -um), - van Lat. tumēre, opgezwollen zijn: gezwollen, opgezwollen, dik. tumorifer /

2025-07-28
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Tŭmĭdus

1. opgezwollen, opzwellend, opgeblazen, zich verheffend. | overdr., (van toorn) kokend, opbruisend, boos, absol., Hor., ex ira, Verg.; (van trots, eerzucht) opgeblazen, absol., Hor., of c. abl., b.v. successu, Ov.; gistend, oproerig, ingenium, Iust.; (van rede en redenaar) gezwollen. 2. actief = doende opzwellen, auster, ...

2025-07-28
Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Tumidus

(Lat., gezwollen), gezwollen.

2025-07-28
Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Tumidus

(Lat., gezwollen), gezwollen.

2025-07-28
Prisma Latijn Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten