1. opgezwollen, opzwellend, opgeblazen, zich verheffend. | overdr., (van toorn) kokend, opbruisend, boos, absol., Hor., ex ira, Verg.; (van trots, eerzucht) opgeblazen, absol., Hor., of c. abl., b.v. successu, Ov.; gistend, oproerig, ingenium, Iust.; (van rede en redenaar) gezwollen.
2. actief = doende opzwellen, auster, Verg. | overdr., honor, trots -, ijdel makend, Prop.